Engels (herhaling)
1 / 19
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
They
To have
I
You
He/She/It
We
You
They
have
have
has
have
have
have
Slide 2 - Drag question
To do
I
You
She/He/It
We
You
They
do
do
do
does
do
do
Slide 3 - Drag question
To be
I
You
She/He/It
We
You
They
are
are
are
is
am
are
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Make a question
(Maak een vraag)
Jack is funny.
(Maak een vraag)
Jack is funny.
Slide 6 - Open question
Make a question
(Maak een vraagzin)
They can swim.
(Maak een vraagzin)
They can swim.
Slide 7 - Open question
Maak een vraagzin
Gebruik 'Do' of 'Does'
You have a sister.
Gebruik 'Do' of 'Does'
You have a sister.
Slide 8 - Open question
Maak een vraagzin.
Gebruik 'Do' of 'Does'
They study a lot.
Gebruik 'Do' of 'Does'
They study a lot.
Slide 9 - Open question
Maak een vraagzin.
Gebruik 'Do' of 'Does
He uses his notebook
Gebruik 'Do' of 'Does
He uses his notebook
Slide 10 - Open question
Schrijf in het Engels:
Hoe laat is het?
Hoe laat is het?
Slide 11 - Open question
Vertaal in het Engels
Het is kwart over 12
Het is kwart over 12
Slide 12 - Open question
Vertaal: Het is drie uur.
Slide 13 - Open question
Vertaal: Het is half twee.
Slide 14 - Open question
Wat is goed?
A
He eat
B
He eats
Slide 15 - Quiz
Wat is goed?
A
I eat
B
I eats
Slide 16 - Quiz
Wat is goed?
A
They eat
B
They eats
