herhaling 11 12 13

herhaling 11 12 13
Planning:
herhaling hoofdstukken 11 12 en 13

Voor het SE moet je hoofdstukken 11, 12 en 13 leren
Kader hoeft paragraaf 12.5 niet te leren.

1 / 46
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 46 slides, with text slides.

Items in this lesson

herhaling 11 12 13
Planning:
herhaling hoofdstukken 11 12 en 13

Voor het SE moet je hoofdstukken 11, 12 en 13 leren
Kader hoeft paragraaf 12.5 niet te leren.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

vgem=ts
Gemiddelde snelheid


Gemiddelde snelheid =
afstand/tijd

Bereken de gemiddelde snelheid

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

 gemiddelde snelheid
formules: 
gemiddelde snelheid = afstand : tijd. 
afstand = gemiddelde snelheid x tijd. 
tijd = afstand : gemiddelde snelheid.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gemiddelde snelheid
Hoofdstuk 5. Bewegen
5.2 Gemiddelde snelheid

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Eenparige versnelling, constante versnelling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Reactieafstand berekenen
reactieafstand = snelheid . reactietijd
    
sreactie =vbegin  treactie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stopafstand

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

remweg
De afstand die een voertuig nodig heeft om stil te staan noemen we een remweg.

Hoe harder je rijdt hoe langer de remweg
Hoe hoger de massa hoe langer de remweg

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Stopafstand
Reactieafstand + remweg

Reactieafstand: 

Remweg: 
s=vt
s=vgemt
Vgem=t(vevb)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Videometen
Videometen:
Met een filmopname kun je ook zien hoe de beweging verloopt dit noem je videometen. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Versnelling
berekenen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

VORMVAST?
een dak of een brug mag niet instorten. Je fiets mag niet breken of verbuigen.

Een constructie moet vormvast zijn, dat betekent dat de deze niet van vorm verandert als je er krachten op uitoefent.

Vierhoeken zijn niet vormvast, maar als je er een diagonaal in plaatst, verdeel je de vierhoek in twee driehoeken.
Driehoeken zijn stevig en vormvast.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

DRUKKRACHT
TREKKRACHT

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Het massamiddelpunt (zwaartepunt)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het zwaartepunt
Ook wel het Massamiddelpunt

Slide 16 - Slide

Demo bezem
Kreukelzone
Negatieve arbeid vervormt de kreukelzone

Hoe langer (s), hoe kleiner (F)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Lichte constructies
  • Massief stalen balken zijn zwaar en sterk. 
  • Profielen behouden sterkte maar zijn lichter
  • Profielen worden benoemd naar vorm. 

  • Auto worden verstevingsribben aangebracht voor sterkte. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Verbindingstechnieken
  • Lassen
  • Puntlassen
  • Klinken
  • Bout en moer
  • Schroeven
  • Lijmen
  • Timmeren 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Eigenschappen van krachten
Een kracht heeft een...
  • Grootte
  • Richting
  • Aangrijpingspunt

Je kunt een kracht tekenen als vector (pijl)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Nettokracht
Nettokracht is het gevolg van alle krachten samen

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

3.4 Eerste wet van Newton
Geen resulterende kracht
Constante snelheid
of
stilstaan 
WEL resulterende kracht
Versnelling
of
vertraging 
Eerste wet 
van Newton
Tweede wet 
van Newton

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

F = m x a 
F = kracht in newton
m = massa in kg 
a = acceleratie in m/s2

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nettokracht
=> Nettokracht werkt in de bewegingsrichting


=> Nettokracht is 0 N


=> Nettokracht werkt tegen de bewegingsrichting in

Slide 24 - Slide

Nu worden de drie soorten beweging gekoppeld aan het nieuwe begrip 'nettokracht'. Belangrijk inzicht moment.
Hefbomen
Een hefboom vergroot je kracht.
Een hefboom heeft altijd een draaipunt.







Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Moment van kracht
moment = draaiende beweging 

hoe groter moment hoe vaster je iets draait. 
 
hefboom gebruik je om kracht te vergroten

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Druk

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Druk?
Waneer een kracht op een oppervlakte werkt noemen we dat druk.

Je kunt de druk berekenen met de formule:


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Krachten in tegenovergestelde richtingen.
worden van elkaar afgehaald.
Krachten
Resultante kracht (netto)

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Krachten samenstellen
Resultante kracht Fres; netto kracht of somkracht

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Rersulterendekracht
  • Eigenschappen van krachten en vectoren
  • Construeer de resulternde kracht.
  • Bereken met de schaal de resulterende kracht.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Traagheid....

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Arbeid
Wat is arbeid?
Formule voor arbeid

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Kracht en arbeid

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat is vermogen?
Vermogen (P) is de hoeveelheid energie (arbeid) die per seconde verricht wordt
P = vermogen
W = arbeid
t = tijd
P = W / t

hieruit zeggen we dat 1 watt =  joule per seconde
1 W = J/s

Slide 37 - Slide

Leg uit dat vermogen wordt gedefinieerd als de snelheid waarmee arbeid wordt verricht. Geef voorbeelden van verschillende activiteiten en hoe het vermogen kan variëren, bijvoorbeeld hoe een atleet met een hoger vermogen sneller kan rennen dan een atleet met een lager vermogen.
Vermogen
Elektrische apparaten hebben ook een vermogen.
Het verteld hoeveel energie het per seconde kan leveren

Symbool: P
Eenheid: Watt (W)
 P = W : t
P = U x I

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Bewegingsenergie
1. Hoe groter de snelheid, hoe groter de bewegingsenergie

2. Hoe groter de massa, hoe groter de bewegingsenergie

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Bewegingsenergie

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Zwaarte-energie
Zwaarte-energie is de energie die een voorwerp heeft als het hoogte heeft.
Ez=m  g  h

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Zwaarte-energie

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

hoe wordt zwaarte-energie omgezet naar bewegingsenergie?

Tijdens een val wordt zwaarte-energie omgezet naar bewegingsenergie
Ez=Ek




Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Energie omzetten

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Waterkracht

Slide 46 - Slide

This item has no instructions