This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Bonjour et
bienvenue!
Slide 1 - Slide
Bienvenu(e)s!
Lesdoelen (buts)
Je gaat Franse woorden herhalen die te maken hebben met muziek en instrumenten
Wat ga je doen?
Ga naar SlimStampen Chapitre 7
Klik op:
Overhoren voca Chapitre 7 F-N
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Weet ik wat de bedoeling is t.a.v. de eindversie van het portfolio
- Weet ik waar ik op moet letten bij het opzoeken van woorden in het woordenboek
- Heb ik SPV geoefend
Slide 4 - Slide
Woorden opzoeken:
Woorden opzoeken Nederlands-Frans
In het woordenboek vind je de vertaling van woorden. Maar let op: sommige woorden hebben meer dan één betekenis. Die worden in het woordenboek genummerd.
De betekenis die het meest voorkomt, staat vooraan. Kijk dus eerst altijd goed naar de verschillende betekenissen en kies daarna pas de vertaling die het beste in de zin past.
Slide 5 - Slide
Voorbeelden:
arm = le bras (lichaamsdeel) - pauvre (weinig geld)
propre = schoon of eigen
Slide 6 - Slide
grandeslignes.digitaal.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
SPV ex. 28 a
Slide 8 - Slide
Uitleg eindversie Portfolio
Bij Bronnen vind je een lijst met mogelijke verbeterpunten t.a.v. de eindversie van jouw portfolio.
Uiterlijke inleverdatum = 22 juni
Eerder mag natuurlijk ook!
Slide 9 - Slide
Il y a des questions?
Slide 10 - Slide
grandeslignes.digitaal.noordhoff.nl
Slide 11 - Link
Opdracht 28a + b
Maak de opdracht op papier of in Word
Doe daarna de spreekopdracht van 28b
> A: (Groet en vraag hoe het gaat).
< B: (Groet terug en zeg hoe het gaat).
> A: Qu’est-ce qu’on va faire (noem de dag).
< B: (Zeg dat je het niet weet).
Zie volgende slide
Slide 12 - Slide
Opdracht 28a + b
> A: Il fait (vertel wat voor weer het is). On va (noem een activiteit)?
< B: (Zeg dat het oké is of stel een andere activiteit voor).
> A: On se voit où?
< B: On se voit (noem een plek). À (noem een tijdstip)?
> A: (Zeg dat het oké is).
< B: (Neem afscheid).
Slide 13 - Slide
Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire