Woordenschat - Achtervoegsels

timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Achtervoegsels

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je leert de betekenis van veel voorkomende achtervoegsels.
Je leert de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels.

Slide 3 - Slide

Onbekend woord in de tekst
Je komt een onbekend woord tegen in de tekst.

Misschien ken je een deel van het woord al
woorden met een voorvoegsel of woorden met een achtervoegsel

Slide 4 - Slide

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 5 - Slide

Veel voorkomende voorvoegsels:
(theorie H3 blz. 80)
on-= niet (ongewenst= niet gewenst)
non-= niet, zonder (non-verbaal= zonder woorden)
mis-= verkeerd, fout (misplaatst=verkeerd geplaatst)
wan-= slecht, verkeerd (wangedrag= slecht gedrag)
her-= weer, opnieuw (herexamen=opnieuw examen doen)
ex-= niet meer, van vroeger (ex-leerling=vroegere leerling)
inter-= tussen (interland=tussen twee landen)

Slide 6 - Slide

Achtervoegsels

Er zijn woorden met een stukje erachter,
dat is een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.
Dus:
geluidloos betekent zonder geluid

Slide 7 - Slide

Achtervoegsel
Sommige woorden eindigen met een achtervoegsel. Je kunt de betekenis van een achtervoegsel vaak zelf raden.  

Mijn broer is een beoefenaar van taekwondo.

Beoefen+aar=iemand die taekwondo beoefent.

Slide 8 - Slide

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

Mijn ouders kunnen eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 9 - Slide

Achtervoegsel
Veelvoorkomende achtervoegsels:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk, -heid, -teit, 
-baar, -atie.

Slide 10 - Slide

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Ik weet niet wat er staat, je schrijft zo ___duidelijk.
A
lijk
B
in
C
heid
D
on

Slide 11 - Quiz

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Ik zit me mate___ te irriteren.
A
lijk
B
her
C
loos
D
on

Slide 12 - Quiz

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Je kunt wel zien dat de verliefd___ Bas te pakken heeft.
A
lijk
B
in
C
heid
D
ig

Slide 13 - Quiz

Kies een passend voor- of achtervoegsel.

Kom van dat dak af! Doe niet zo gevaar___.
A
lijk
B
in
C
heid
D
ig

Slide 14 - Quiz

Achtervoegsel
Door het achtervoegsel kan de betekenis van het woord veranderen. 

Slide 15 - Slide

Betekenis achtervoegsels
-lijks: wekelijks = elke week
-vol: smaakvol = met veel smaak
-vol: waardevol = met veel waarde
-loos: waardeloos = zonder waarde

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Nieuw Nederlands boek blz. 108 of online

Hoofdstuk 4 Woordenschat

Maak de startopdracht en opdracht 1. Klaar? Ga verder met opdracht 2, ga lezen of werk verder aan je lapbook. 


Slide 17 - Slide