Bijstelling

Redekundig ontleden
Bijstelling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Redekundig ontleden
Bijstelling

Slide 1 - Slide

Wat je de afgelopen weken leerde voor de toets..

  • Je kunt een zin in zinsdelen verdelen.
  • Je kunt de zinsdelen benoemen: van persoonsvorm t/m       bijwoordelijke bepaling.
  • Je kent het verschil tussen neven- en onderschikking
  • Je kent de lijdende en bedrijvende vorm

Slide 2 - Slide

Leerdoel bij 5.7
  • Je kunt de bijstelling op de juiste manier noteren

Slide 3 - Slide

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
De buurman 
wilde
gisteren
het vogelhuisje
in de boom
hangen.

Slide 4 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
bijwoordelijke bepaling
Zin:
Hangjongeren
hebben
de burgemeester
veel problemen
bezorgd
afgelopen zomer.

Slide 5 - Drag question

Kijk eens naar deze zin
Het jongetje, amper vijf jaar, kon praten als iemand van 40.

Eerst weet je alleen dat het om een jongetje gaat.
Daarna wordt de informatie bijgesteld: hij is vijf jaar.
Een bijstelling geeft dus extra informatie!
Deze informatie hoor bij het zelfstandig naamwoord in de zin: het jongetje.

Spreek de zin eens uit, wat valt je op?

Slide 6 - Slide

Bijstelling
  • Een bijstelling is geen zinsdeel, maar wel een onderdeel van een zinsdeel. 
  • Een bijstelling staat altijd tussen komma's of na een komma. 
  • Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden. 
  • Bevat GEEN persoonsvorm!


Slide 7 - Slide

 Verschil bvb en de bijstelling

Het verschil met een bijvoeglijke bepaling/naamwoord is dat:

- een bijstelling direct achter het zelfstandig naamwoord staat,
- een bijstelling nooit een werkwoordsvorm bevat,
- en daarbij staat een bijstelling vrijwel altijd tussen komma's.

Slide 8 - Slide

Meer voorbeelden...
  1. Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, is erg mooi.
  2. Het onderzoek werd geleid door de heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude.
  3. De heer Lubbers, de toenmalige minister-president, kon zich van dat voorval niets herinneren.

Slide 9 - Slide

Wat is waar over de bijstelling?
Kies de twee goede antwoorden.

Een bijstelling...
A
is geen zinsdeel, maar een deel van een zinsdeel.
B
zegt iets over een werkwoord in een zinsdeel.
C
zegt iets over een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
D
is altijd een zelfstandig zinsdeel.

Slide 10 - Quiz

Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Mevrouw Vos, docent op het CCC, is dol op hardlopen.
Wat is de bijstelling?
A
Mevrouw Vos
B
docent op het CCC
C
is dol op hardlopen

Slide 11 - Quiz

Bijstelling of bijvoeglijk naamwoord/bepaling?

Hij heeft een MOOIE fiets.
A
Bijstelling
B
Bijvoeglijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Is hier sprake van een bijstelling?


Hij is enkele jaren getrouwd geweest.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Is hier sprake van een bijstelling?


Mireille, mijn buurmeisje, heeft nu ook griep.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

De man, die uitgleed over een banaan,
viel op z'n kop.
"die uitgleed over een banaan"
Bijstelling of bijzin?
A
Bijstelling
B
Bijzin

Slide 15 - Quiz

Omdat ik geen honger heb, eet ik alleen een appel.

"Omdat ik geen honger heb"
Bijstelling of bijzin?
A
Bijstelling
B
Bijzin

Slide 16 - Quiz

Aan het werk


. Maak opdracht 1 t/m 5 van 5.7

Slide 17 - Slide