Spreekwoorden

Beeldspraak 2H
Spreekwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Beeldspraak 2H
Spreekwoorden

Slide 1 - Slide

Verschil spreekwoorden en zegswijzen

Slide 2 - Slide

Spreekwoorden
Wat is het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking?
Een spreekwoord kan niet veranderen worden. Je gebruikt de woorden in principe altijd in dezelfde volgorde. Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Bijvoorbeeld: Na regen komt zonneschijn!
De persoonsvorm (als deze aanwezig is) staat in een spreekwoord altijd in de tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Slide

Gezegde
Een gezegde is ook onveranderlijk. Het is een vaste uitdrukking waarin de woorden een figuurlijke betekenis hebben. Een gezegde bevat geen werkwoord en vormt geen volledige zin. Voorbeelden: met hart en ziel, een open deur, een vrolijke frans.

Slide 4 - Slide

Zegswijze
Zegswijzen kunnen wel een zin zijn (in tegenstelling tot gezegden). Bovendien kun je het onderwerp en de werkwoordstijd aanpassen (anders dan bij spreekwoorden). Een zegswijze is bijvoorbeeld ‘Het loopt de spuigaten uit’, of in ‘aangepaste’ vorm: ‘Het lawaai liep de spuigaten uit.’

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welke spreekwoorden/uitdrukkingen of gezegdes ken je?

Slide 7 - Mind map

Wat zijn spreekwoorden? 
Sleep hierheen! 
Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
De duurzame energie.
Voorkomen is beter dan genezen
Een luchtje scheppen

Slide 8 - Drag question

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Een appeltje met iemand te schillen hebben.
zijn/haar oogappel zijn.
Een zuurpruim zijn.
Je kunt appels niet met peren vergelijken.
Groeien als kool.
iemands lieveling zijn.
twee totaal verschillende dingen vergelijken
Snel groeien.
Nog een vervelend onderwerp bespreken met iemand
heel chagrijnig.

Slide 9 - Drag question

En welk spreekwoord staat hier?

Slide 10 - Slide

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Leven in de brouwerij
naar iemands pijpen dansen
een boterbriefje halen
van de koude kermis thuis komen
een beestje na een feestje hebben
alles doen wat iemand vraagt
teleurgesteld zijn
hoofdpijn (een kater) hebben na te veel drinken
de saaiheid doorbreken
gaan trouwen

Slide 11 - Drag question

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
In iemands vaarwater zitten.
De hete aardappel dooschuiven
De violen stemmen.
De bloemetjes buiten zetten.
In de aap gelogeerd zijn.
Een vervelende beslissing aan iemand anders overlaten
Met elkaar onderhandelen.
Flink feest vieren.
Iemand tegenwerken
In een vervelende positie belanden

Slide 12 - Drag question

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Een gat in de dag slapen.
Ergens een nachtje over  willen slapen.
Hij stond te slapen.
Slapen als een roos.
Slapend rijk worden.
er eerst over willen nadenken
erg vast en heerlijk slapen
veel geld verdienen zonder er iets voor te moeten doen
lang doorslapen
hij lette niet op

Slide 13 - Drag question

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Boontje komt om zijn loontje.
Een mens is geen aardappel.
Zijn eigen boontjes doppen.
De appel valt niet ver van de boom.
Iets voor een appel en een ei kopen.
Iedereen heeft soms behoefte aan ontspanning.
Kinderen lijken vaak op hun ouders.
Iets kopen voor weinig geld.
Hij krijgt wat hij verdient.
zijn eigen problemen oplossen.

Slide 14 - Drag question

Sleep de uitdrukkingen naar de goede betekenis
Met mooie praatjes bedriegen
Voor een heel lage prijs verkopen
Zeer vlot verkopen
Als warme broodjes over de toonbank gaan
Voor een appel en een ei verkopen
Knollen voor citroenen verkopen

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Video

timer
8:00

Slide 17 - Slide

Met de gebakken peren zitten.
A
Iets belangrijks, een kans mislopen.
B
Iets zeggen wat men niet had moeten zeggen.
C
Met de vervelende gevolgen van iets blijven zitten.

Slide 18 - Quiz

Men moet de dag niet prijzen voor het avond is.
A
Een leugen komt altijd uit.
B
Als de toestand ondraaglijk wordt, komt er vaak hulp.
C
Men moet niet uitgaan van succes als iets nog mis kan gaan.

Slide 19 - Quiz

Het hoofd boven water houden.
A
Zich honderd procent, volledig inzetten om iets te bereiken.
B
Iedereen moet werken voor zijn brood.
C
Zich redden, niet ten onder gaan.

Slide 20 - Quiz

Uit de hand lopen.
A
Te ver gaan.
B
Zich scherp en vinnig verweren.
C
Erg lang duren.

Slide 21 - Quiz

De hand dicht mogen knijpen.
A
Overal tegenin gaan, dwars zijn.
B
Heel blij en dankbaar mogen zijn voor iets.
C
Genoegdoening krijgen.

Slide 22 - Quiz

Onder één hoedje spelen.
A
Samenspannen, samenzweren.
B
Een leugen komt altijd uit.
C
Armoede die niet opvalt.

Slide 23 - Quiz