3AK1 Periode 4

Periode 4
1. H3.5 woorden & uitdrukkingen
    H 3.7-4.7-5.7 grammatica                                             1x
    H 3.8-4.8-5.8 spelling
2. Fictie                                                                                    v/o
     Fictie H1.1-2.1-3.1  ( opdracht)
     1e Boekverslag ( heb je al ingeleverd?)
     2e  Boekverslag ( inleveren 3 juni 2022)  
      
3. PTA leesvaardigheid                                                      5x
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Periode 4
1. H3.5 woorden & uitdrukkingen
    H 3.7-4.7-5.7 grammatica                                             1x
    H 3.8-4.8-5.8 spelling
2. Fictie                                                                                    v/o
     Fictie H1.1-2.1-3.1  ( opdracht)
     1e Boekverslag ( heb je al ingeleverd?)
     2e  Boekverslag ( inleveren 3 juni 2022)  
      
3. PTA leesvaardigheid                                                      5x

Slide 1 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling 
H3.5
blz. 46   woorden en uitdrukkingen ( opdracht 12, 13)

Slide 2 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling 
3.7 blz. 65                               IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
• woordsoorten benoemen.
 lw lidwoord                                          de, het, een
zn zelfstandig naamwoord           geld, Hengelo, René, televisie, hondje
bn bijvoeglijk naamwoord             mooi, zachte, houten, gevlekt, oostelijke
ww werkwoord                                    lopen, praatte, is, gevonden
vz voorzetsel                                         in, op, achter, gedurende, na, met, onder
tw telwoord                                            twee, zoveelste, tiende, veel, minder
pvw persoonlijk voornaamwoord      ik, jij, het, hem, jullie
bvw bezittelijk voornaamwoord          mijn, jouw, jullie, haar, zijn, hun

Slide 3 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling 
H 3.8  blz.68           Wat ga je leren?

- Werkwoordspelling  blz. 237  ( zie schema)
- meervouden en samenstellingen van zelfstandige naamwoorden (blz.71)

Slide 4 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H4.8  blz. 147
In deze paragraaf leer je:
• werkwoordspelling toepassen, ook van Engelstalige werkwoorden;
• het bijvoeglijk naamwoord, stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en het als bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord gebruiken.

Slide 5 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H4.7 blz.144

- jou, jouw, u , uw , mij en mijn op de juiste manier gebruiken
- als/dan met het juiste persoonlijke voornaamwoord gebruiken

Slide 6 - Slide

 1e toets woorden-grammatica-spelling
blz.150
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de rode schoen, het lange haar, een groot raam.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en.

Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.


Slide 7 - Slide

 1e toets woorden-grammatica-spelling
H4.8 blz. 149
Maak:
opdracht 5
opdracht 6
opdracht 7
opdracht 4 a,b,c,d ( werkwoorden)

Slide 8 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H 5.7  blz. 214

In deze paragraaf leer je:
• zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord onderscheiden.

Slide 9 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H5.7 blz. 214
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Soms staat in een zin meer dan een werkwoord.
Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste. Dat geeft aan wat er gedaan wordt.
• Een hulpwerkwoord (hww) kun je weglaten en dan begrijp je de zin nog steeds.
Als in de zin één werkwoord staat, dan is dat altijd een zelfstandig
werkwoord.

Slide 10 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H5.7
Christina wil vanavond dansen. (Christina danst vanavond.)
hww = wil
zww = dansen

Dat heb ik altijd al willen doen! (Dat doe ik!)
hww = heb
hww = willen
zww = doen

zww = reist


Slide 11 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
Blz.214 Maak 
opdracht 1
opdracht 2
opdracht 3 a,b
opdracht 5 a,b
opdracht 6 a,b

Slide 12 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H5.8 spelling blz. 217
In deze paragraaf leer je:
• werkwoordspelling toepassen;
• trema’s, koppeltekens en accenten gebruiken.

Slide 13 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
Blz. 219 Leestekens in een woord
• Een trema : financiële, geëerd, drieëndertig.
• Een koppelteken (streepje) : radio-omroep, na-apen.
Accenten in een woord
Voor de juiste uitspraak. Het accent komt altijd op de e.
• Een accent naar rechts: logé, oké, hé, één (als het echt 1 is).
• Een accent naar links: crèche, caissière, hè.
• Een ‘dakje’: enquête, gêne

Slide 14 - Slide

1e toets woorden-grammatica-spelling
H 5.8  blz.  217 
Maak 
opdracht 2a
opdracht 4
opdracht 5
opdracht 7

Slide 15 - Slide

1e toets verschoven naar 25 mei 
H3.5 woorden & uitdrukkingen
H 3.7-4.7-5.7 grammatica 1x
H 3.8-4.8- spelling

Oefenen!

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
  •  2e Boekverslag ( inleveren 3 juni 2022)  
1e Boekverslag ( heb je al ingeleverd?)
Digitaal inleveren
zaam.nl :  opslaan Onedrive en delen ( vado)

  • Oefen voor de toets 

Slide 17 - Slide

Voorbereiden op PTA
                         Schoolexamen in de week van 20 juni 2022
Nog 3 weken!
Wat kan jij doen  om je goed voor te bereiden op het PTA?

H4.3  een (1) week
H5.3  een (1) week
Oefentoetsen maken (1 week)

Slide 18 - Slide

Voorbereiden op PTA
                         Schoolexamen 21 juni 2022
Wat kan jij doen  om je goed voor te bereiden op het PTA?

H4.3  leerdoelen/succescriteria+ oefentoets Versie-b H4.3
H5.3  Leerdoelen/succescriteria+ oefentoets Versie-b H5.3

Slide 19 - Slide