wk 10 (klas 2P) : grammatica herhaling leerjaar 1 woordsoorten en zinsdelen

Wk 10: grammatica
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wk 10: grammatica

Slide 1 - Slide

1-toets maken
Je gaat een 1-toets maken over samentrekkingen, apostrof en meervouden.

Ga naar socrative
roomnumber: 360028

Slide 2 - Slide

Terugblik
Spelling:
Je hebt een 1-toets spelling gemaakt over samentrekkingen, apostrof en meervouden. De toets wordt volgende week besproken.

Grammatica:
  • De belangrijkste woordsoorten zijn herhaald (persoonlijk voornaamwoord, hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord). Je hebt een overzicht gemaakt van de woordsoorten uit leerjaar 1.

Slide 3 - Slide

grammatica
  • Na deze les ken je alle woordsoorten die je hebt geleerd in leerjaar 1.

Slide 4 - Slide

een zww of hww vinden in de zin (herhaling wk 7)
1 ww in de zin: zelfstandig werkwoord

meerdere ww in de zin?
1. Staat er een voltooid deelwoord in de zin? --> zww
2. Zoek het laatste werkwoord op in de zin --> zww

Alle overige ww zijn hulpwerkwoorden

Slide 5 - Slide

even oefenen......
Ik ga straks met mijn moeder winkelen.
Ik kook vanavond. 
Blijf van mijn spullen af!
Tijdens die moeilijke toets heb ik mij vergist in enkel vragen.
Tegen het einde van de middag gaat oma naar huis. 

hww of zww

Slide 6 - Slide

Opdracht individueel
Bedenk 3 verschillende werkwoorden die je ook zou kunnen uitbeelden. Bedenk bij ieder werkwoord 2 zinnen waarin het werkwoord een zww is, let op het volgende:

1e zin: het werkwoord is hier het enige ww
2e zin: er staan 2 ww in de zin
timer
7:00

Slide 7 - Slide

lidwoord (lw)
de/het*/een
*alleen een lw als het bij een znw hoort
zelfstandig naamwoord (znw)
  • alle namen
  • woorden waar een lw voor kan staan
voorzetsel (vz)
woorden die op de lijn ingevuld kunnen worden:
......... (het feest)
.......... (de kast)
Let op: ondanks/tijdens zijn ook voorzetsels!
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Woorden die iets meer zeggen over het zelfstandig naamwoord. Ze hoeven niet altijd pal voor het zelfstandig naamwoord te staan. Bv:
De stoel die daar staat is erg mooi.
persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
  • kan vervangen worden door een naam
  • 'Het' is een pers.vnw als het niet bij een znw hoort
zww/hww
1 ww in zin: --> zww

meerdere werkwoorden:
1. Staat er een vdw? --> zww
2. Laatste ww in zin --> zww

overige werkwoorden zijn hww

Slide 8 - Slide

Opdracht individueel

2hv: schooltas blz. 22 opdracht 10 (vraag 1 en 2) en 11 maken
2vwo: schooltas blz. 23 opdracht 12 (vraag 1 en 2) en 13 maken

Kom in de break-out room als je de rode opdracht lastig vindt.

Slide 9 - Slide

Afsluiting
Huiswerk:

2hv: schooltas blz. 22 opdracht 10 (vraag 1 en 2) en 11 maken
2vwo: schooltas blz. 23 opdracht 12 (vraag 1 en 2) en 13 maken





Slide 10 - Slide