H5 Lezen - functiewoorden I

Leesvaardigheid
H5 Lezen 
Functiewoorden I
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Leesvaardigheid
H5 Lezen 
Functiewoorden I

Slide 1 - Slide

Herhaling H4 lezen
tegenargumenten
weerleggingen

Slide 2 - Slide

A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.

B. Maar dat kost me wel een heel jaar.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging

Slide 3 - Quiz

A. Het boek Merdeka! staat bomvol met gewelddadige oorlogsscènes. Als je daar niet zo van houdt, kun je het beter niet lezen.
B Zoveel staan er ook niet in; misschien dat er op 30 van de meer dan 300 pagina’s gevochten wordt.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging

Slide 4 - Quiz

A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.

B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
B = tegenargument
B
B = weerlegging

Slide 5 - Quiz

Lesdoel
- Je kent de betekenis van veel voorkomende functiewoorden
- Je kunt de functie van (sommige) alinea's in een tekst benoemen

Slide 6 - Slide

Theorie Lezen H5
Functiewoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Opdracht
Uitleg zoeken bij functiewoorden I (H5)
Schrift: maak aantekeningen!

Slide 9 - Slide

opdracht bij video: 
betekenis van deze functiewoorden?
  • Noteer alvast deze functiewoorden: achterhaal wat de betekenissen zijn!
  • aanbeveling
  • probleemstelling
  • tegenwerping
  • uitwerking
  • verklaring
  • weerlegging
  • definitie
  • gevolg
  • oorzaak
  • samenvatting

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Geïnteresseerd in meer functiewoorden?
Bekijk dan gerust in je eigen tijd deze video! 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Functiewoorden
Een tekstgedeelte (één of meer alinea's) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als: 
aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring. 

Soms kun je zo'n functie herkennen aan een signaalwoord, zoals 'dus' bij een conclusie of 'zo' bij een voorbeeld. Er zijn nog heel veel meer functiewoorden.

Let op! Soms worden functiewoorden verward met signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden aan en worden letterlijk in de tekst genoemd; functiewoorden (meestal) niet!

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden en functiewoorden
Signaalwoorden in een tekst zorgen voor structuur, samenhang en verbinding tussen alinea's.

Een functiewoord geeft de functie van een tekstdeel aan.

Slide 15 - Slide

Functiewoorden in H5
  • aanbeveling
  • probleemstelling
  • tegenwerping
  • uitwerking
  • verklaring
  • weerlegging
  • definitie
  • gevolg
  • oorzaak
  • samenvatting

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welk functiewoord
hoort bij deze tekst?
A
Aanbeveling
B
Constatering
C
Probleemstelling
D
Uitwerking

Slide 19 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 20 - Quiz

Functiewoorden.
Wat is een aanbeveling?
A
Een omschrijving van een probleem.
B
Een goede raad.
C
Een reactie op een bepaalde mening.
D
Een uitleg van een verschijnsel.

Slide 21 - Quiz

Weerlegging
A
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
B
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen

Slide 22 - Quiz

Tegenwerping
A
Laten zien dat een argument niet juist is.
B
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
C
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 23 - Quiz

Uitwerking
A
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
B
De schrijver laat de betrekkelijkheid van iets zien, zwakt iets af.
C
Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is
D
Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp

Slide 24 - Quiz

Waar komt een afweging vaak voor?
A
aan het begin van een tekst
B
in de bron van een tekst
C
in het middenstuk van een tekst
D
aan het eind van een tekst

Slide 25 - Quiz

Een goede raad is een
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 26 - Quiz

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
probleemstelling
C
aanbeveling
D
conclusie

Slide 27 - Quiz

Definitie
A
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip.
B
Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.
C
Nadenken over wat het beste is.
D
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.

Slide 28 - Quiz

Conclusie
A
Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander.
B
Voorwaarde of beperking bij een toezegging.
C
Vaststelling van een feit of verschijnsel.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver.

Slide 29 - Quiz

Functiewoorden hoofdstuk 5
In hoofdstuk 5 ging je oefenen met de volgende functiewoorden:
  • Aanbeveling = (advies) De schrijver komt, meestal aan het eind van zijn artikel, tot een goede raad of goed advies.
  • Probleemstelling= Formulering van een probleem met de bedoeling het te gaan oplossen.
  • Tegenwerping =Jouw opvatting over iets stellen tegenover de
    mening van een ander. Het kan ook een argument zijn tegen een eerder
    gegeven mening.
  • Uitwerking = Extra, nauwkeuriger omschreven informatie bij een onderwerp.
  • Verklaring = De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.
  • Weerlegging = Legt uit waarom een eerder argument niet klopt of niet opgaat.

Slide 30 - Slide

Maken
H5 Lezen: over functiewoorden
blz. 138-145
Startopdracht, opdracht 1-2-3-4-5

Slide 31 - Slide