Men trekt zich terug in kleine gemeenschappen (domeinen) die autarkisch (zelfvoorzienend) zijn.
Hofstelsel
De Romeinse agrarisch-stedelijke samenleving werd weer een agrarische samenleving. (= Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Gevolgen: economie (ka 11)
Men trekt zich terug in kleine gemeenschappen (domeinen) die autarkisch (zelfvoorzienend) zijn.
Hofstelsel
De Romeinse agrarisch-stedelijke samenleving werd weer een agrarische samenleving. (= Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw)
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Gevolgen van de val van het Romeinse Rijk
- Het werd onveilig in Europa
Er was geen sterk leger meer
de bruggen en wegen werden niet langer onderhouden.
De handel kwam 'stil' te liggen en de steden lopen leeg
Geen geldeconomie
Geen centraal bestuur
oorlog en roofovervallen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
gevolgen: politiek
Leenstelsel/feodale stelsel
ka 12
Slide 5 - Slide
Europa na de val van het Romeinse rijk
476 n.chr het West Romeinse rijk valt
Grote volksverhuizing; Germaanse stammen vestigen zich overal in het voormalige Romeinse rijk
Door het gebrek aan leiderschap en verdediging, kunnen roversbendes al plunderend door het Romeinse rijk trekken.
Slide 6 - Slide
Onrustige tijden in Europa
500-800
Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.
Slide 7 - Slide
Clovis
stichter van het Frankische Rijk.
bekeerde zich tot het christendom en liet zichzelf dopen in Reims.
Clovis krijgt nu steun van de kerk.
Slide 8 - Slide
Het Frankische Rijk
751-870
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Karel op oorlogspad
Saksen
moslims in Spanje
Avaren (ruitervolk)
Longobarden (hielp Paus)
en werd daarom door Paus in 800 tot keizer gekroond
Slide 12 - Slide
Karolingische rijk
Het Frankische rijk onder Karel de Grote
Wordt tot (West-Romeinse) keizer gekroond door Paus Leo III
Is een christelijke vorst en laat al zijn onderdanen ook christelijk worden (ook veroverde onderdanen)
Grote delen onbewoond en dorpen lagen ver uit elkaar > moeilijk te besturen.
Karel D.G reist zelf rond in zijn rijk om te besturen en stuurt zendgraven om alles te controleren.
Slide 13 - Slide
Zendgraven
Zendgraven maakten de wetten van de keizer bekend. Verder controleerden ze of de graven zich wel hielden aan het belasting betalen en het handhaven van de wetten.
Slide 14 - Slide
Het Karolingische rijk
(Circa 768)
Karel de Grote heeft het Frankische rijk van zijn vader overgenomen
Het rijk is echter te groot om efficiënt te kunnen besturen
Karel besluit zijn land uit te lenenaan loyale vrienden en benoemt ze tot Vazal/leenman
Slide 15 - Slide
Het Karolingische rijk (Circa 788)
De vier leenmannen zweren allemaal een 'eed van trouw'
RAAD EN DAAD
RAAD: De leenmannen besturen het land nu zelf: ze mogen belasting heffen en moesten rechtspreken en zorgen voor veiligheid.
DAAD: En als de koning ten oorlog gaat moeten zij ridders sturen om hem te ondersteunen
Slide 16 - Slide
Het Karolingische rijk (Circa 808)
De vier leenmannen vonden hun land alsnog te groot en verdeelden het ook weer
De nieuwe achter-leenmannen moesten een 'eed van trouw' zweren aan de persoon van wie ze het geleend hadden
en dus ook legers sturen als de leenman ten oorlog ging
Slide 17 - Slide
Leenstelsel/feodaliteit
Leenstelsel/feodale stelsel (politiek)
Het gebied wordt uitgeleend (niet weggegeven)
De persoon die het uitleent = leenheer
De persoon die het in leen krijgt = leenman
Dus.... 1 is een leenheer van 2 en 2 is een leenman van 1
Maar 2 is een leenheer van 3
Zo kan één persoon zowel leenheer als leenman zijn
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Wat is nummer 1 van nummer 4
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 20 - Quiz
Wat is nummer 9 van nummer 10
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 21 - Quiz
Wat is nummer 13 van nummer 2
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 22 - Quiz
Wat is nummer 5 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 23 - Quiz
Wat is nummer 1 van nummer 6
A
Leenheer
B
Leenman
C
Niets
Slide 24 - Quiz
Als je Karel de Grote vergelijkt met de Romeinse keizers. Welke overeenkomsten en welke verschillen zie je?
Slide 25 - Open question
Welke 'rechten' hadden de hertogen op het geleende land?
A
Belasting heffen
B
Rechtspreken
C
Soldaten leveren
D
Hogere positie aan het hof van Karel de Grote
Slide 26 - Quiz
En welke plichten hadden de hertogen?
A
Veiligheid garanties
B
Soldaten leveren
C
Rechtspreken
D
Belasting heffen
Slide 27 - Quiz
Wat is het probleem van dit systeem?
Slide 28 - Open question
Nog meer problemen met het leenstelsel...
Wat gebeurt er als de koning dood gaat?
Hertogen gaan het land als hun eigen beschouwen en niet meer als een 'leen'
Steeds vaker wordt het land op de zoon overgegeven (erfelijk)
Hertogen gaan zich zelf belangrijker vinden dan de koning
Slide 29 - Slide
Wat is een goed voorbeeld van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.
Slide 30 - Quiz
Hier staat Karel samen met een leenman, Het is een soort stripverhaal. Sleep jij de teksten naar de juiste plek?
Ik ben Karel
Ik ben een vazal
Dit is het leen
Ik zweer trouw
Slide 31 - Drag question
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Video
Slide 35 - Video
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Veranderingen na
Karel de Grote
Koningen werden gekozen door de edelen, waren meer gelijk: minder ontzag voor de koning
een koning wist niet zo goed wat er gebeurde in zijn gebied
hertogen en graven konden hun eigen gang gaan en zagen het leengebied als hun eigen grond.