NG: koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven) met een aanvullend zinsdeel waarin een bn of zn staat. Onderwerp
IS iets.
Bij ng nooit een lv.
WG: alle werkwoorden in de zin. Denk aan aan het/te +infinitief en splitsbaar werkwoord (H 2.7). Onderwerp DOET iets.
Leer het stappenplan van p.208 uit je hoofd tot en met stap 5 = lijdend voorwerp.