Periode 1 - week 35 - grammatica

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       


-agenda, pen, schrift
-Chromebook (nog niet openen)


PAK JE

Slide 2 - Slide

Welkom!

Nederlands
periode 1

Slide 3 - Slide

Donderdag 18 november

     



  • AGENDA - Huiswerk woensdag 24-11, 5e uur
  --> maken: H. 2.6-Schrijven, blz. 78, schrijftaak
  --> nakijken: opdr. 7, 9, 10, blz. 76


       
Lezen:
-->theorie pv, wg, scheidbaar samengesteld werkwoord

 Maken:  
  --> 4.1 Grammatica, opdr. 2, 3, 4    
SCHRIJF IN JE AGENDA
Huiswerk woensdag:

Slide 4 - Slide

Vrijdag 2 september

Wat gaan we doen?    

  • Theorie woordsoorten: ww, pv, wg, scheidbaar samengesteld werkwoord
  • Werktijd


       

Slide 5 - Slide

Grammatica Woordsoorten



Slide 6 - Slide

- persoonsvorm, 
- werkwoordelijk gezegde, 
- scheidbaar samengesteld werkwoord
Werkwoorden

Slide 7 - Slide

Op welke manier vinden we de persoonsvorm?
Persoonsvorm 

Op welke manieren kan je de persoonsvorm vinden?
1. pv = een werkwoord 2. pv = één woord 

* Tijdproef - zet de zin in een andere tijd (t.t. of v.t.)
* Getalproef - zet de zin in enkelvoud of meervoud
* Vraagproef - maak de zin vragend

De vliegtuigen vlogen door de geluidsbarrière 

Slide 8 - Slide





Sommige werkwoorden vallen in twee delen uiteen als ze worden vervoegd. Bijvoorbeeld: opbellen, natekenen, aanzetten, meevallen. 
Daarom heten ze splitsbare werkwoorden.

Beide delen van zo’n werkwoord behoren tot de persoonsvorm.

Gisteren / belde / ik / jou / op.
Ik / teken / mijn konijn / na.

Wat is hier het splitsbare werkwoord? 
Mijn broer / zet / de televisie / vaak / aan.
Eigenlijk / viel / het klusje / mee.

Persoonsvorm: splitsbaar werkwoord

Slide 9 - Slide

In de meeste zinnen staan een onderwerp en een gezegde. Het werkwoordelijk gezegde geeft aan wat het onderwerp doet of wat er gebeurt in de zin.

Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit de persoonsvorm met eventueel:
  • een of meerdere infinitieven (inf = hele werkwoord);
  • een voltooid deelwoord (vd);
  • het woordje ‘te’ voor een infinitief.



persoonsvorm: wg 

Voorbeelden:
Hij maakt de opgave.                                    wg = maakt                                 (alleen een pv)
Hij zou de opgave willen maken.               wg = zou willen maken            (pv + inf + inf)
Hij heeft de opgave gemaakt.                     wg = heeft gemaakt                 (pv + vd)
Hij zou de opgave gemaakt hebben.        wg = zou gemaakt hebben    (pv + vd + inf)
Hij belooft de opgave te maken.                 wg = belooft te maken            (pv + te + inf)

Slide 10 - Slide

Naar de online methode
via Magister

Slide 11 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag 

Lezen: H. 4.1-Grammatica:
  theorie pv, wg, scheidbaar werkwoord
Maken: H. 2.1, opdr. 4
               H. 4.1 opdr.  2, 3, 4 


Wat?

Met wie?

Hulp?

Klaar?



Zelfstandig
Vraag je buur of steek je vinger op
timer
20:00
   
- Zelftoets Grammatica H. 2.1
CambiumNed: oefenen met woordsoorten
 

Slide 12 - Slide