DISK thema 1 taak 1

DISK Thema 1 Kennismaken
Taak 1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

DISK Thema 1 Kennismaken
Taak 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
Vorige les: 
De werkwoorden van thema 1 geleerd

Deze les: 
Taak 1 van thema 1 maken

                                                                  Maar eerst nog even herhalen.....

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het meisje ......

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

De jongen ............. vioolspelem

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Welk werkwoord?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Woorden van de woordenlijst

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de achternaam
  • de naam van je familie
  • voornaam <--> achternaam
  • de achternaam - de achternamen

zin
Hij heet Henk Bosch. 
Henk is zijn voornaam en 
Bosch is zijn achternaam

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

altijd
  • de hele tijd 
  • elke keer weer

zin
Ik ben altijd op tijd op school. 
Op maandag moet ik altijd voetballen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

het antwoord
  • reactie op een vraag
  • op een vraag geef je een antwoord

zin
Ik geef antwoord op de vragen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

belangrijk
  • Dit zeg je als iets van groot belang is. Het heeft grote gevolgen.
  • Het is belangrijk om iedere dag op school te komen.
  • Het is belangrijk om Nederlands te leren.

    zin: De minister-president is voor Nederland belangrijk. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

bijna
  • nog niet 
  • niet helemaal

  • zin: Ik ben bijna klaar met deze opdracht.
  • zin: Hij was bijna te laat. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

bijvoorbeeld
  • dit zeg je als je een voorbeeld gaat geven dat je uitleg duidelijker maakt

  • zin: Ik ga bijvoorbeeld niet lopen maar fietsen.
  • zin: In Nederland hebben wij veel vakantiedagen. Bijvoorbeeld
    1 januari is een vrije dag!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

de broer

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

de club
  • groep mensen die samen iets doen, bijvoorbeeld een voetbalclub
  • de club -  de clubs

    zin: Als je lid bent van een club, is dat goed voor je Nederlands. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

de dag
  • de dag <---> de nacht
  • de dag - de dagen 
  • zin: Op welke dag hebben we sport? Op woensdag.
  • zin: Over 2 dagen is het weekend.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

dansen
ik dans, hij danst, wij dansen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Taak 1 DISK
Woorden in school leren

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

School?

Slide 18 - Mind map

Woordenschat 
1 Leer nieuwe woorden
Je gaat met een andere leerling door de school lopen.
Zoek vijftien belangrijke woorden.
Schrijf de woorden op.
Schrijf het woord ook in je eigen taal op.
Maak een tekening.






timer
25:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Schoolwoorden

  • het lokaal
  • de gang
  • de wc
  • de trap
  • de kluisjes
  • de kantine
  • de docent
  • de leerling
  • De lift
Moeilijke schoolwoorden

  • de conciërge
  • de snoepautomaat
  • het kopieerapparaat
  • de receptie
  • de directeur 
  • de docentenkamer
  • de tafeltennistafel


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

2 Spreek samen de woorden uit
Oefen de woorden nog een keer.






Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Ga op pad!
Je mag samenwerken!

timer
25:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Welke woorden heb je zelf gevonden?

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Samen nakijken

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat hebben we gedaan?
Woorden geleerd in de school met taak 1.
Volgende les
Gaan we taak 2 van thema 1 maken

Huiswerk voor Maandag
- Maak de opdrachten met de werkwoorden op het werkblad.
- Vertaal de eerste 10 woorden op je woordenlijst en maak een zin.
Maandag bij mij inleveren
3x huiswerk niet gemaakt = nablijven

Slide 25 - Slide

This item has no instructions