What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3ZWOL : Grammaire - Indicatif présent ER
3ZWOL : Grammaire - Indicatif présent ER
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Frans
Secundair onderwijs
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
3ZWOL : Grammaire - Indicatif présent ER
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Lesdoel:
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen:
Regelmatige werkwoorden op -er herkennen en correct vervoegen in de tegenwoordige tijd.
Het verschil tussen de vervoeging van regelmatige werkwoorden en onregelmatige werkwoorden begrijpen.
Zelf correcte zinnen maken in de indicatif présent met werkwoorden op -er.
Slide 3 - Slide
Wat weten jullie daar al van?
Slide 4 - Mind map
Hoe goed kan je het al, denk je?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 5 - Poll
Prends une feuille.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Quelle est la bonne forme?
'rouler' à la deuxième personne du singulier ?
A
Tu roulons
B
Tu roules
C
Tu roulez
D
Tu roule
Slide 11 - Quiz
Quelle est la bonne forme?
"Rigoler" 3ème personne du pluriel
A
Il rigole
B
Ils rigoler
C
Ils rigoles
D
Ils rigolent
Slide 12 - Quiz
Quelle est la bonne forme?
'travailler' à la deuxième personne du pluriel ?
A
Vous travaillez
B
Vous travaille
C
Vous travailles
D
Vous travaillez-vous
Slide 13 - Quiz
Comment conjuguez-vous le verbe 'jouer' à la première personne du singulier ?
A
Je joue
B
Je jouez
C
Je jouent
D
Je joues
Slide 14 - Quiz
Conjuguez les verbes suivants à l’indicatif présent:
Nous (chanter) une chanson.
Slide 15 - Open question
Conjuguez les verbes suivants à l’indicatif présent:
Imran (bavarder) trop en classe.
Slide 16 - Open question
Conjuguez les verbes suivants à l’indicatif présent:
Sienna et Lilou ne (tricher) pas
Slide 17 - Open question
Hoe schat je je nu in?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 18 - Poll
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Conjugue les verbes à la bonne forme:
Je ___ une pomme. (manger)
Slide 22 - Open question
Conjugue les verbes à la bonne forme:
Nous ____ chaque lundi (nager)
Slide 23 - Open question
Conjugue les verbes à la bonne forme:
Nous ___ le tableau. (effacer)
Slide 24 - Open question
Conjugue les verbes à la bonne forme:
Tu _____ le ballon (lancer)
Slide 25 - Open question
Traduis la phrase suivante en français:
Mon broer wint altijd.
Slide 26 - Open question
Traduis la phrase suivante en français:
Jij gooit de dobbelstenen.
Slide 27 - Open question
Traduis la phrase suivante en français:
Wij eten frietjes deze avond.
Slide 28 - Open question
Hoe schat je je nu in?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 29 - Poll
Heb je nog vragen over deze les? Indien ja, welke?
Slide 30 - Open question
Prends une feuille.
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
More lessons like this
3BOMW : Grammaire - Indicatif présent ER
October 2024
- Lesson with
42 slides
Frans
Secundair onderwijs
Indicatif présent verbes -er
January 2024
- Lesson with
17 slides
3BOR1 - Exercices de récapitulation
December 2022
- Lesson with
22 slides
Frans
Secundair onderwijs
Les temps du passé
December 2021
- Lesson with
25 slides
Frans
Hoger onderwijs
Révision des verbes
September 2024
- Lesson with
35 slides
Frans
Secundair onderwijs
Révision des verbes
October 2023
- Lesson with
43 slides
Frans
Secundair onderwijs
Révision des verbes
October 2023
- Lesson with
49 slides
Frans
Secundair onderwijs
L’impératif
November 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Secundair onderwijs