11.4 De borstkas en ademhaling V5 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.4 De borstkas en ademhaling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.4 De borstkas en ademhaling

Slide 1 - Slide

Doel 11.4
Je leert hoe je je ademhaling regelt

Slide 2 - Slide

Inademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren trekken samen: 
borstkas gaat omhoog
Buikademhaling
Middenrifspieren trekken samen: 
middenrif gaat naar beneden
-> borstholte vergroot

Slide 3 - Slide

Inademing

Slide 4 - Slide

Uitademing
Borstademhaling
Buitenste tussenribspieren ontspannen: 
borstkas gaat omlaag
Buikademhaling
Middenrifspieren ontspannen: 
middenrif gaat omhoog
-> borstholte verkleint



Slide 5 - Slide

Extra diepe ademhaling
Hulp van spieren in de nek die de borstkas extra optillen: diepere inademing

Hulp van de binnenste ribspieren om de borstkas extra naar beneden te trekken: diepere uitademing
Hulp van de buikspieren om het middenrif extra naar boven te drukken: diepere uitademing




Slide 6 - Slide

Interpleurale ruimte
Ruimte tussen borstvlies en longvlies.
Gevuld met vloeistof (plakmiddel en smeermiddel)/ vacuüm
Hierdoor volgen de longen de beweging van de borstkas.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Luchtdruk
Inademen:
druk in de long lager dan 
buitenlucht: 
lucht stroomt maar binnen.

Slide 9 - Slide

Luchtdruk
Uitademen
druk in de longen hoger 
dan de buitenlucht: 
lucht stroomt naar buiten



Slide 10 - Slide

model buikademhaling

Slide 11 - Slide

Longventilatie
Longvolume (Longinhoud)
Ademvolume
Exspiratoir Reserve Volume (ERV)
Inspiratoire Reserve Volume (IRV)
Restvolume (Longresidu)
Vitale Capaciteit (VC)

VC --> meten met spirometer

BINAS 83B

Slide 12 - Slide

Ademvolume
Ademfrequentie: aantal ademhalingen per minuut (in rust: 15x per min).

Ademvolume: de hoeveelheid lucht die bij één ademhaling in- en uitademt (in rust: 500 mL). 

‘Dode ruimte’: deel waar geen diffusie van gassen optreedt, aan- en afvoerwegen (ong. 150 mL)

Effectieve luchtverversing per ademhaling = 350 mL

Slide 13 - Slide

Bestudeer de afbeelding (BiNaS 83D)

Wat is waar?
A
Een hogere temperatuur leidt tot een betere verzadiging van Hb
B
Een lagere pH leidt tot een betere verzadiging van Hb
C
Als de temperatuur stijgt, kan er minder O2 binden aan Hb
D
Als er minder O2 bindt aan Hb, dan daalt de temperatuur

Slide 14 - Quiz

Bij zware inspanning kan de pH van het bloed dalen.

Het bloed vervoert bij 100 % verzadiging 200 ml O2 per liter bloed.

Stel dat in de beenspier met pO2 4 kPa de pH daalt van 7,6 naar 7,2.
Hoeveel ml zuurstof wordt er in de beenspier per liter bloed afgegeven?
A
30-40 ml O2/liter bloed
B
70-80 ml O2/liter bloed
C
120-130 ml O2/liter bloed
D
160-170 ml O2/liter bloed

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er met de vitale capaciteit als.......?  binas 83 B

- toename restvolume/ afname  uitadem. res vol. (longemfyseem)
- obstructie van bronchus
- toename van de dikte van de wand van de alveoli
- toename van het ademvolume door diepere inademing (onder zuurstofarme omstandigheden)

Slide 16 - Slide

Wet van Boyle
wet van Boyle: pV = c

druk x volume is constant 

Slide 17 - Slide

Klaplong





Als er lucht komt tussen het longvlies en het borstvlies is er sprake van een klaplong. De long ‘klapt’ in elkaar.

Slide 18 - Slide

Ademhalingscentrum

Slide 19 - Slide

Ademprikkel
Regelcentrum: ademhalingscentrum in de hersenstam
Norm: divers
Receptoren: rek in de longen en spieren, druk in RK,
chemoreceptoren voor O2, CO2 en pH in aortaboog en halsslagader 
Effector: ademhalingsspieren
Effect: ademfrequentie, ademvolume

Slide 20 - Slide

Decompressieziekte
(Caissonziekte)
Tijdens het duiken (met tanks) is de gasdruk in de longen hoger: er lost meer gas op in het bloed en de weefsels, o.a. N2.
Bij opstijgen zet het stikstofgas uit en vormt belletjes in het bloed en in de weefsels.
Oplossing: lichaam weer onder druk brengen en heel langzaam naar normale druk.

Slide 21 - Slide

Doel 11.4
Je hebt geleerd hoe je je ademhaling regelt

BINAS 83A Longen
BINAS 88C Anatomie van de hersenen


Slide 22 - Slide

casus Hypocapnie (daling co2gehalte)
Veel mensen doen het: het aantal keer diep in-en uitademen voor een duik. Het idee is dat ze zo extra O2 opnemen.
- Leg in je eigen woorden uit wat er gebeurt wanneer er een diepe duik gemaakt wordt, benoem hierbij het drukverschil. 
a. Leg met behulp van het Bohreffect uit dat het effect van minimaal is. 
b. Er zal wel meer Co2 uitgeademd worden, hypocapnie; wat is hiervan het gevolg? 
c. Licht het verloop toe van de rode en blauwe lijnen en de betekenis van de rode en blauwe stippenlijnen. 
d. Omschrijf decompressieziekte in je eigen woorden. 

Slide 23 - Slide

casus Hypocapnie
zie blz. 105 casus 7 (zie afbeelding) 
-Drukverschil buiten de longen stijgt, de longen hebben meer lucht nodig om een volume van 6 L te halen zoals op het land. Dus er wordt gedoken met samengeperste lucht om een hogere bar te bereiken. 

a. Bij diepe inademen in de longblaasjes zal zuurstof zich binden aan oxiHb, door deze binding zal co2 worden afgegeven. Hogere opname van zuurstof vindt niet plaats want het verzadigingsniveau van zuurstof is hoog (98%) en zal pas bij een hoger percentage Co2 lager worden. (zie verzadigingskromme Binas.) 
b. Hypocapnie ontstaat wanneer door uitgeademde co2 en tijdens het duiken (zie afb) de ademprikkel uitblijft en het zuurstof gehalte daalt tot blackoutzone. 
c.  rode lijn zuurstof neemt tijdens diepe ademhaling niet toe, wel af tijdens de duik. Ademprikkel blijft uit omdat de uitgeademde co2 (blauwe lijn) wel is afgenomen tijdens diepe ademhaling.  De stippellijnen zijn de stabiele waardes van o2 en co2, wanneer er dus homeostase is. 
d. Decompressieziekte zie 1 dia's hiervoor. 

Slide 24 - Slide

Begrippen 11.4
ventilatiebewegingen, interpleurale ruimte, longvlies, borstvlies, middenrifspieren, tussenribspieren, onderdruk, ademprikkel, ademcentrum, pneumothorax

Slide 25 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Kies leerweg B.
11.4: 1, 3, 5



Slide 26 - Slide