Klassenarbeit Grammatik Kapitel 7 und 8

Klassenarbeit Kapitel 7 und 8
Grammatik
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Klassenarbeit Kapitel 7 und 8
Grammatik

Slide 1 - Slide

Instructie
De toets bestaat uit verschillende opdrachten. Je hebt een uur de tijd voor deze toets. Bij het vertalen van de stukjes moet je ook het zelfstandige naamwoord opschrijven. Omdat jullie geen woordjes hoefden te leren, heb ik die met het juiste lidwoord erachter gezet. 

Viel Erfolg!

Slide 2 - Slide

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mijn
onze
jullie
hun
jouw
zijn
haar
uw
unser
sein
mein
euer
ihr
dein
ihr
Ihr

Slide 3 - Drag question

Wanneer komt er een -e achter de vervoegingen van het bezittelijk voornaamwoord?
A
Zelfstandige naamwoorden die die-woorden zijn
B
Zelfstandige naamwoorden die der- of das-woorden zijn

Slide 4 - Quiz

Wanneer komt er geen -e achter de vervoegingen van het bezittelijk voornaamwoord?
A
Zelfstandige naamwoorden die die-woorden zijn
B
Zelfstandige naamwoorden die der- of das-woorden zijn

Slide 5 - Quiz

Wat wordt de vervoeging van jullie als het gaat om een die-woord?
A
euer
B
euere
C
eure

Slide 6 - Quiz

Vertaal: onze douche (die Dusche)

Slide 7 - Open question

Vertaal: hun huis (das Haus)

Slide 8 - Open question

Vertaal: haar appartement (die Wohnung)

Slide 9 - Open question

Vertaal: zijn keuken (die Küche)

Slide 10 - Open question

Vertaal: mijn balkon (der Balkon)

Slide 11 - Open question

Vertaal: jouw tuin (der Garten)

Slide 12 - Open question

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mogen
moeten (wil van ander)
willen
kunnen
zou graag willen
leuk vinden, lusten
moeten (kan niet anders)
weten
sollen
mögen
dürfen
wollen
müssen
möchten
können
wissen

Slide 13 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Können
kannst
kann
könnt
können
können
kann

Slide 14 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
dürfen
darfst
darf
dürft
dürfen
dürfen
darf

Slide 15 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
müssen
musst
muss
müsst
müssen
müssen
muss

Slide 16 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wissen
weißt
weiß
wisst
wissen
wissen
weiß

Slide 17 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
sollen
sollst
soll
sollt
sollen
sollen
soll

Slide 18 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wollen
willst
will
wollt
wollen
wollen
will

Slide 19 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mögen
magst
mag
mögt
mögen
mögen
mag

Slide 20 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
möchten
möchtest
möchte
möchtet
möchten
möchten
möchte

Slide 21 - Drag question

Ik zou graag willen

Slide 22 - Open question

wij kunnen

Slide 23 - Open question

jullie willen

Slide 24 - Open question

hij weet

Slide 25 - Open question

u mag

Slide 26 - Open question

(zij moet)... auf die Toillette

Slide 27 - Open question

(zij moeten) .... von ihren Eltern die Hausaufgaben machen.

Slide 28 - Open question

jij lust

Slide 29 - Open question

Ende der Klassenarbeit

Slide 30 - Slide