This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Carnaval en vasten
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Wanneer start het carnavalseizoen oorspronkelijk?
A
11 oktober
B
11 november
C
1 januari
D
1 februari
Slide 3 - Quiz
Wat betekent het woord 'carnaval'?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel drinken
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel vakantie
Slide 4 - Quiz
Welke kreet hoort bij carnaval?
A
Proost
B
Alaaf
C
Santé
Slide 5 - Quiz
Waarom verkleden mensen zich met carnaval?
A
Zo is iedereen even gelijk.
B
Om zich te vermommen.
Slide 6 - Quiz
Hoe noemen we de woensdag na carnaval?
A
Kruiswoensdag
B
Waswoensdag
C
Stille woensdag
D
Aswoensdag
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Aswoensdag
een kruis met as op het voorhoofd
de as van verbrande palmtakken van het vorige jaar
klein ritueel als bezinning en boetedoening
Slide 9 - Slide
Wat doe je na carnaval?
A
Naar de kerk gaan
B
Bidden
C
Vasten
D
Biechten
Slide 10 - Quiz
Hoelang duurt de vastenperiode?
A
10 dagen
B
20 dagen
C
30 dagen
D
40 dagen
Slide 11 - Quiz
Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Kerst
B
Pinksteren
C
Pasen
D
Hemelvaart
Slide 12 - Quiz
Op welke manieren vasten mensen in de veertigdagentijd?
Slide 13 - Mind map
Vanwaar komen deze 40 dagen?
A
De mensen hebben 40 dagen nodig om te bekomen van carnaval.
B
Jezus werd 40 dagen op de proef gesteld door de duivel in de woestijn.
C
Slide 14 - Quiz
40 dagen
Om niet te vergeten
het beste in jezelf
en bij anderen
naar boven te halen
om zo goed en gelukkig
samen-leven
meer kansen te geven
Slide 15 - Slide
Vasten is als een autocontrole
autocontrole
bedoeling = grondig nazicht van de auto
Ik mag niet rondrijden met een wrak anders breng ik mezelf en anderen in gevaar.
vasten
bedoeling = controle of ik als mens wel goed bezig ben
Ik wil geen wrak zijn. Ik wil voluit leven zodat anderen deugd aan mij hebben. Zo kan ik mij ook echt gelukkig voelen.
Slide 16 - Slide
Hoe kan jij het beste in jezelf naar boven halen?
Slide 17 - Slide
Een oefening voor jezelf
Bedenk voor jezelf wat je de komende 40 dagen
minder zou kunnen doen
waar je meer aandacht aan zou kunnen schenken.
•
• ................................
• ...................................
Slide 18 - Slide
Hier vind je enkele ideetjes.
40 DAGEN MET MINDER........
GSM Games Frisdrank
Alcohol Vlees “oortjes”
Zagen Klagen Twijfel
Chips snoep snacks
Slide 19 - Slide
40 DAGEN MET MEER ......
Nachtrust Stilte
Sport Bezorgdheid voor anderen
Aandacht Rust
Tijd voor anderen
Slide 20 - Slide
OPDRACHT:
Je maakt voor elke uitdaging (meer/minder) een voetstap waarin je uitlegt en tekent wat je wil gaan doen en waarom. Maak dus gebruik van zowel beeld (tekening, kleuren, symbolen) als woord (kernwoorden, uitleg).
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Beoordeling:
- De leerling heeft 2 voetstappen uitgewerkt (meer en minder). /6ptn
- De leerling heeft bij elke voetstap woord en beeld gebruikt. /4ptn
- In de uitwerking is duidelijk wat de leerling meer/minder wil doen in de volgende 40 dagen. /4ptn
- De leerling heeft een respectvolle en rustige houding tijdens de uitwerking in de les. /6pnt