doe-woorden LOWAN Omgeving

doe woorden > pagina 9 
werkwoorden 
wij 
pinnen, betalen fietsen, rijden, opbellen, reizen. 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
ISK/nt2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doe woorden > pagina 9 
werkwoorden 
wij 
pinnen, betalen fietsen, rijden, opbellen, reizen. 

Slide 1 - Slide

schrijf de woorden 
vertaal in jouw taal 

Slide 2 - Slide

pinnen 

Slide 3 - Slide

betalen 

Slide 4 - Slide

fietsen 

Slide 5 - Slide

rijden 

Slide 6 - Slide

opbellen

Slide 7 - Slide

reizen

Slide 8 - Slide

ik 

pin 
betaal
fiets
rijd
bel op   (op-bellen)
reis 
hij - zij - jij 

pint
betaalt
fietst
rijdt
belt op 
reist 

+ t 

Slide 9 - Slide

pinnen
ik ...........

Slide 10 - Open question

fietsen
ik ...........

Slide 11 - Open question

betalen
jij .......

Slide 12 - Open question

betalen
ik ...........

Slide 13 - Open question

rijden
ik ...........

Slide 14 - Open question

reizen
ik ...........

Slide 15 - Open question

op bellen
ik .........

Slide 16 - Open question

pinnen
jij .......

Slide 17 - Open question

fietsen
hij .......

Slide 18 - Open question

rijden
zij ....... (1)

Slide 19 - Open question

opbellen
hij .........haar ........

Slide 20 - Open question

reizen
hij .........naar Nederland

Slide 21 - Open question

doe woorden pagina 17 

pinnen
bidden
dansen
wachten
opbellen
boodschappen doen 
wij,  jullie,  zij , 

wij      gaan pinnen 
zij       gaan bidden
zij        gaan dansen 
jullie     gaan wachten
wij        gaan opbellen
  wij    doen boodschappen 

Slide 22 - Slide

bidden 
ik  bid 

jij  bid+t 
hij  bid+t 
zij  bid+t 

                wij bidden 
                jullie bidden 
               zij bidden

Slide 23 - Slide

dansen
ik dans 
jij danst 
hij danst 
zij danst 

wij - jullie - zij dansen 

Slide 24 - Slide

wachten 
                                                ik wacht    > er staat al een t dus x  
jij wacht 
hij wacht 
zij wacht 

                 wij - jullie - zij    wachten  

Slide 25 - Slide

boodschappen  doen
 ik doe    boodschappen 
jij doet   boodschappen 
hij doet  boodschappen 
zij doet  boodschappen 
      
wij - jullie - zij - doen de boodschappen   
doen de boodschappen   

Slide 26 - Slide

1
4
3
2
1.                      2.

3.                      4.

Slide 27 - Slide

wat was de slagerij ?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quiz

pak je wisbordje  werk samen 
schrijf  : 

1    en     2

3    en      4 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide