4.11: vragen maken (2)

4.11: vragen maken (2)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

4.11: vragen maken (2)

Slide 1 - Slide

Maak een vraag die begint met :
Wanneer .............................................................?

Slide 2 - Open question

Maak een vraag die begint met :
Waar .............................................................?

Slide 3 - Open question

Maak zelf een vraag met:
Hoeveel.........................................?

Slide 4 - Open question

Je kunt vragen beginnen met een vraagwoord.  

Je kunt vragen ook beginnen meteen werkwoord.
Het werkwoord staat in een vraag op de eerste plaats.

Slide 5 - Slide

werkwoord       wie of wat         rest (wanneer, wat, waar)

Wil                        je                          een kopje koffie?
Gaat                     Julia                     naar de markt?
Is                           de soep               klaar?
Eet                        Paul                     's middags brood?
Vinden                 jullie                     deze les moeilijk?
Begrijp                 je                           wat ik bedoel?

Slide 6 - Slide

Als je een vraag maakt met je of jij? Dan schrijf je de ik-vorm.

Jij wilt een kopje koffie -  Wil je een kopje koffie?
Jij gaat naar huis             -  Ga jij naar de huis?
Jij vindt soep lekker       -   Vind jij soep lekker?

Slide 7 - Slide

Begint de vraag met een werkwoord?
Dan begint het antwoord altijd met ja of nee.

Koop jij groenten?         Ja, ik koop groenten.
Koop je vlees?                 Nee, ik koop vis.

Slide 8 - Slide

Maak vraag.
Hij gaat naar school.

Slide 9 - Open question

Maak vraag.
Mevrouw Arslan werkt op vrijdag.

Slide 10 - Open question

Maak vraag.
Jij bent ziek geworden.

Slide 11 - Open question

Werken aan Taalcompleet
STOP -----> BORD!

Slide 12 - Slide

Maak vraag.
Hij begrijpt de opdracht.

Slide 13 - Open question

Maak vraag.
Jij vindt het eten lekker.

Slide 14 - Open question