SE TW 6 & Poëzie(werkstuk)

Mentorzaken
  • vr. 24-1 inhaaldag gemiste toetsen;
  • do. 30-2 verkort rooster;
  • inschrijven herkansingen vóór wo. 5-2;
  • herkansingen wo. 12-2;
  • ma. 10-2 (sfs) driehoeksgesprekken. Bereid dit gesprek voor! 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Mentorzaken
  • vr. 24-1 inhaaldag gemiste toetsen;
  • do. 30-2 verkort rooster;
  • inschrijven herkansingen vóór wo. 5-2;
  • herkansingen wo. 12-2;
  • ma. 10-2 (sfs) driehoeksgesprekken. Bereid dit gesprek voor! 

Slide 1 - Slide

Poëzie(werkstuk)
De opdracht, beoordelingsmodel en format staan in classroom. Houd deze er altijd bij wanneer je aan het werkstuk begint.
Maak de opdrachten uit het lesboek 4 havo. Kies een dichtbundel uit. Verdiep je in de theorie (van het lesboek 4 havo). Gebruik ook Eldorado voor het maken van jouw/jullie analyse
Materiaal: dichtbundel / lesboek 4 havo / Eldorado

Slide 2 - Slide

Wat is poëzie?
Proza is een eenvoudige vorm van schrijven die de natuurlijke taalstroom volgt en geen regelafbrekingen gebruikt. Poëzie daarentegen gebruikt vaak structuur zoals rijm, ritme (ook liedteksten en rap), typografie (de verdeling van een gedicht over een pagina) en opzettelijke regelafbrekingen. Hoewel niet alle gedichten hoeven te rijmen, is het een kenmerk van de vorm en doen veel gedichten dat wel.

Slide 3 - Slide

Gedicht Willem Wilmink
Troostlied voor wie met Kerst alleen zijn
Wees niet zo bang voor Kerst. Het zijn twee dagen,
dat is niet meer dan achtenveertig uur,
En uren, het ene vlug, het andere trager,
uren vervliegen op den duur.
Raak niet verloren in herinneringen,
wees toch een beetje wijzer deze keer.
Zing maar van "Stille Nacht" als je kunt zingen,
want stil zal het zijn, die nachten. Zeer.
Zing in jezelf: 'De witte vlokken zweven'
terwijl de regen langs de pannen ruist.
Het kind is niet in Bethlehem gebleven:
het is naar Golgotha verhuisd.
Gedenk de dieren op de schalen en de borden,
die zitten meer dan jij in de puree.
Eten is beter dan gegeten worden,
ook in de glans van Lucas 2..
Zeg 'nee' als mensen je te eten vragen,
want in een anders gelukkige gezin
daar is de kerstboom enkel te verdragen
met een uitslaande brand erin.
Wees niet zo bang voor Kerst. Het zijn twee dagen.






Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

6.2.1 (blz. 202)
Wat is poëzie
  • opdr. 1 (behalve vraag: 7 en 8), 
  • opdr .2 (voordragen gedichten/individueel antwoord geven) 
  • opdr. 4

Slide 6 - Slide

2.2 Poëzieanalyse (blz. 206
De informatie uit je lesboek heb je nodig voor het maken van je poëziewerkstuk. Deze worden uitgewerkt van punt 1 t.m. 7. Deze punten verwerk je ook in je poëziewerkstuk.
  1. de vorm
  2. het rijm
  3. een eventuele vaste vorm
  4. semantische velden
  5. beeldspraak
  6. stijlfiguren
  7. parafraseren van het gedicht

Slide 7 - Slide

1. Analyse van de vorm
Je kijkt alleen naar de manier hoe het gedicht is opgebouwd.
Tel het aantal versregels. Een limerick heeft 5 regels een sonnet heeft altijd veertien regels.
  • 2 regels: distichon
  • 3 regels: terzine
  • 4 regels: kwatrijn
  • 5 regels: kwintet
  • 6 regels: sextet
  • 7 regels: septet
  • 8 regels: octaaf
Strofen zijn de alinea's van een gedicht.

Slide 8 - Slide

Een simpele kerel uit Assen
wou dolgraag zijn vrouwtje verassen.
Hij schreef haar een brief,
dat vond ze wel lief,
maar vroeg toch een r in te lassen.

— Stig Hansen

Hiernaast zie je een voorbeeld van een limerick. Deze bestaat dus uit vijf regels.

Slide 9 - Slide

Mijn moeder gaat kapot. Ze heeft een hok,
nog net geen kist, waar ze haar stoel bepist                1 / 4
en steeds dezelfde dag uitzit. Uitzicht
op bomen heeft ze, in die bomen vogels
 
en geen daarvan die zijn verwekker kent.
Ik ben al meer dan veertig jaar haar zoon                   2 / 4
en zoek haar op en weet niet wie ik groet.
Ze heeft me voorgelezen, ingestopt.

Ze wankelt, hapert, stokt. Ze gaat kapot.
Geen dier, zegt men, dat aan zijn moeder denkt.  3 / 4
Ik lepel bevend eten in haar mond
en weet haast zeker dat ze me nog kent.

Het zullen merels zijn. Ze zingen door.
De aarde roept. Krijgt vloek na vloek gehoor          4 / 2

Menno Wigman - Kamer 421
Dit gedicht bestaat uit 4 strofes van 3 kwatrijnen en 1 distichon.

Slide 10 - Slide

Enjambement
Bij de meeste gedichten is het aantal zinnen niet gelijk aan het aantal regels. Veel regels worden in een gedicht op een, grammaticaal, onjuiste plek afgebroken, dit noem je enjambement. Enjambementen leggen de nadruk op bepaalde woorden aan het begin of het einde van een versregel.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld enjambement
Gelukkig stierf hij
op de laatste dag
van zijn leven.

Elk ietsje eerder
was zonde geweest,
al was het maar
heel even.
Tijdelijk - Tim Hofman

Slide 12 - Slide

2. Analyse van het rijm
Wanneer je de vorm hebt geanalyseerd, ga je verder met een analyse van het rijm. Je maakt een rijmschema. Daarvoor gebruik je het eindrijm (dat zijn de woorden die aan het einde van de versregel op elkaar rijmen). Je geeft het rijmschema weer in letters.
  • a a a a; slagrijm: alle regels eindigen op dezelfde klank;
  • a a b b; gepaard rijm: twee opeenvolgende regels rijmen, waarna er weer twee regels volgen die op elkaar rijmen;
  • a b b a; omarmend rijm: de rijmwoorden in regel 1 en 4 'omarmen' het rijmpaar in regel 2 en 3;
  • a b a b; gekruist rijm: 
  • a b c b of a b a c; gebroken rijm: een afwijking van gekruist rijm;
  • a b c a b c; verspringend rijm: wanneer aan het eind van de versregel zowel de klinkers als de medekllinkers rijmen is er sprake van volrijm (mee - zee / wei - sprei) alleen als de klinkers (of medeklinkers) rijmen, dan spreek je van halfrijm

Slide 13 - Slide

Voorbeeld rijmschema gekruist rijm
Ik wil geen dichter zijn!                   a
weet je waar ik van hou?                b
dichter zijn....                                      a
dichter bij jou!                                   b



Slide 14 - Slide

Volrijm

Twittermania

Als vogels in een volière
twitteren wij erop los
voorbij de ruimtelijke barrière
in een vrolijke chaos.

                                        Halfrijm


huizen zijn nog donker en de dromen nog niet af
warm is het bed en warm het zachte kussen
een nachtportier gaat weer naar huis toe op een sukkeldraf
een jongen stopt het nieuws in brievenbussen
  
daar rijdt de eerste tram voorbij, de passagiers nog sloom
een bakker haalt de broden uit de oven
een vogel zingt de nieuwe dag toe in een hoge boom
het licht in de lantarens mag weer doven

Slide 15 - Slide

alliteratie / assonantie
alliteratie (beginrijm): lompe Liesje liep langs de lange Lindenlaan

assonantie (klinkerrijm): zout - flauw. Mogen jullie ook onder halfrijm omschrijven

Slide 16 - Slide

4. Semantische velden
Woorden zijn aan elkaar gerelateerd (houden verband met andere woorden).
Voorbeeld: wolken, regen, wind, onweer vormen een semantisch veld gerelateerd aan het woord => weer

Slide 17 - Slide

5 en 6 Beeldspraak en stijlfiguren
Kopie

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

7. Parafraseren
Na het maken van voorgaande analyse, vertel je in je eigen woorden het gedicht na. Je bent in staat in grote lijnen uit te leggen waar het gedicht over gaat.

Slide 20 - Slide

Gedicht 'De wolken' analyseren
Werk de analyse van het gedicht uit wat de docent aan je heeft gegeven. Werk gestructureerd. Volg de punten 1 t.m. 7 uit je lesboek en werk nauwkeurig. Wat je niet weet laat je open.
Je geeft jouw antwoorden weer op het antwoordenblad.

Slide 21 - Slide