H3 01*01

1. Begroten voor iedereen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. Begroten voor iedereen

Slide 1 - Slide

Vandaag
- leerdoelen
- uitleg
- Opdrachten maken
- Wat hebben we geleerd

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Het verschil weten tussen algemene en bedrijfseconomie.
  • Weten wat het NIBUD is.
  • Het verschil weten tussen giraal en chartaal geld.
  • Bedragen om kunnen rekenen per periode.

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen Economie en Bedrijfseconomie?

Slide 4 - Slide



Focus op macro-economie; de economie van een heel land

  • Inkomsten en uitgaven van de overheid. 
  • Oorzaken van werkloosheid
  • Voorkomen van inflatie  

  • micro-economie, waarbij we kijken naar vraag en aanbod en hoe gezinnen en bedrijven economische keuzes maken.


Focus op micro-economie; wat gebeurt er binnen een organisatie of huishouden. 

  • Ondernemerschap
  • Hoe bereken ik de kostprijs, verkoopprijs en winst? 
  • Hoe voer ik de administratie? 
  • Marketing
  • Financiële zelfredzaamheid: sparen, lenen, beleggen,  trouwen, scheiden, erven. 
Economie
Bedrijfseconomie 

Slide 5 - Slide

Kiezen is belangrijk in de economie omdat
A
je hebt meer behoeften dan middelen
B
je hebt meer middelen dan behoeften
C
je dan geld bespaart
D
mensen niet weten wat ze willen

Slide 6 - Quiz

Inkomensvormen
Primaire inkomens = je levert een tegenprestatie)
  • Inkomen uit arbeid (loon, salaris), 
  • Inkomen uit bezit (rente, huur, pacht, aandelen)
Secundaire inkomens = je levert geen tegenprestatie
  • Overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld, kinderbijslag) 

Slide 7 - Slide

Aantal dagen/weken/maanden?

  • Week       = 7 dagen
  • Jaar          = 4 kwartalen, 12 maanden, 52 weken of 365 dagen
  • Kwartaal = 3 Maanden of 13 weken

Slide 8 - Slide

Bedragen omrekenen
Kwartaal
Jaar
Week
Maand
Dag
x 4
x 12
x 52
x 365

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1

Je krijgt € 6,- zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?







Stappen:
  1. Eerst reken je het weekbedrag om naar een jaarbedrag: € 6 x 52 = € 312.
  2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het maandbedrag: € 312 : 12 = € 26.

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2

Je krijgt € 30,- zakgeld per maand. Hoeveel is dit per week?






Stappen:
  1. Eerst reken je het maandbedrag om naar een jaarbedrag: € 30 x 12 = € 360.
  2. Dan reken je het jaarbedrag om naar het weekbedrag: € 360 : 52 = € 6,92.

Slide 11 - Slide

Chartaal ... of giraal geld? 
  • Chartaal geld zijn munten en biljetten (cash/ contant)
  • Giraal geld is geld op je bankrekening (elektronisch)

Slide 12 - Slide

NIBUD
Nationaal 
Instituut 
Budgetvoorlichting

 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Maak opdrachten 1.1 t/m 1.4

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
  • Het verschil weten tussen algemene en bedrijfseconomie.
  • Weten wat het NIBUD is.
  • Het verschil weten tussen giraal en chartaal geld.
  • Bedragen om kunnen rekenen per periode.

Slide 16 - Slide