Les 32 (27-02)

Cours du 27 février
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Cours du 27 février

Slide 1 - Slide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen
     - Klokkijken 
     - Het werkwoord être (en avoir)
  • Tâche P3
  • Au travail!
  • Afsluiting
  • Les devoirs

Slide 2 - Slide

Presentie

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Na de les....

...kun je de kloktijden gebruiken.

...kun je vertellen over school.

...kun je het werkwoord être gebruiken.


Slide 4 - Slide

Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 
'Il est...'
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur, komen er minuten 
bij en die worden gewoon achter het hele uur geplakt.

Tussen het halve en het hele uur, worden de minuten van 
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje moins 


Als je wilt zeggen hoe laat het is begin je de zin met 'Il est...'
 
Is het precies 1 uur > Il est une heure.
Is het precies 2 uur > Il est deux heures

Tussen het hele uur en het halve uur (groen), komen er minuten 
en kwartieren bij. Deze worden achter het hele uur geplakt met   'et'
> Il est quatre heures et quart (kwart over 4, 16.15 uur)
> Il est quatre heures et demie (half 5, 16.30 uur)

Tussen het halve en het hele uur (rood), worden de minuten van
het volgende hele uur afgetrokken, door het woordje 'moins'
> Il est quatre heures moins le quart (het is kwart voor 4, 15.45 uur)

Let op!  Bij zowel een kwart als bij een half uur, komt er ‘et’ (en) tussen. Een kwartier wordt aangegeven met quart en een half uur met demie .             



Slide 5 - Slide

Oefenen

Slide 6 - Slide

avoir
Weten jullie nog?

Het werkwoord 'avoir' (hebben). Deze zag er zo uit (zie onder) en is samen met être een van de belangrijkste Franse hulpwerkwoorden!

  • j'ai                           ik heb
  • tu as                        jij hebt
  • il/elle/on a             hij/zij/ heeft / wij hebben
  • nous avons            wij hebben
  • vous avez               jullie hebben / u heeft
  • ils/elles ont            zij hebben

Slide 7 - Slide

Luister mee: être en avoir
Luister eens mee naar de volgende oefening. Noteer ergens op een lege bladzij in je werkboek of schrift: 
is het être of avoir? 

Luister goed naar de uitspraak.

Slide 8 - Slide

être
Het werkwoord 'être' betekent zijn en is net zoals 'avoir' onregelmatig. 

Je suis                  Ik ben
Tu es                    Jij bent
Il/elle/on est       Hij/zij zijn / wij zijn
Nous sommes    Wij zijn
Vous êtes             Jullie zijn / u bent
Ils/elles sont       Zij zijn

Il est sympa = Hij is aardig.
C'est = het is

Slide 9 - Slide

Le tâche
Jullie gaan nu bezig met je tâche. 
  • Maak groepjes van 2, 3 of 4 personen.
  • Maak een plan van aanpak:  
      - Wat ga je laten zien?
      - Wanneer ga je fotograferen?
      - Wie laat welk moment van de 
         schooldag zien?
  • Laat je plan van aanpak aan mij zien > goedgekeurd? Verspreid je dan door de school om alvast foto's te maken voor je poster.

Slide 10 - Slide

Au travail!
Maak nu de volgende oefeningen:
- Werkblad être.
Tâche:
Maak groepjes van 2, 3 of 4 personen.
Maak een plan van aanpak:
      - Wat ga je laten zien?
      - Wanneer ga je fotograferen?
      - Wie laat welk moment van de
         schooldag zien?
Laat je plan van aanpak aan mij zien > goedgekeurd? Verspreid je dan door de school om alvast foto's te maken voor je poster.


timer
20:00

Slide 11 - Slide

Afsluiting
Hoe laat eindigt jouw schooldag vandaag? Vertel dit in het Frans. 

Vertel eens wat voor vakken jij vandaag hebt? begin met: Le ........ j'ai .......

Noem het hele rijtje van 'être'.

Slide 12 - Slide

Les devoirs
Maken voor de volgende les:
- Werkblad être

Apprendre (leren) 'avoir' en 'être'

Slide 13 - Slide