08-01-2025 les V1A kloktijden + être herhalen

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Prends ton livre
10 minutes d'apprentissage

- Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.130
- Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.132
- Grammaire D (le verbe être) → p.133
- Kloktijden → p.108
- Dagen van de week → p.132
- Les verbes en -er → p.72
- Le verbe avoir → p.55
Bonjour à tous!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Prends ton livre
10 minutes d'apprentissage

- Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.130
- Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.132
- Grammaire D (le verbe être) → p.133
- Kloktijden → p.108
- Dagen van de week → p.132
- Les verbes en -er → p.72
- Le verbe avoir → p.55
Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Wo 15 januari - PW ABCD ch.3
- Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.130
- Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.132
- Grammaire D (le verbe être) → p.133
- Kloktijden → p.108
- Dagen van de week → p.132
- Les verbes en -er → p.72
- Le verbe avoir → p.55

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui:
- Réviser la grammaire
- Kloktijden
- Au travail!












Slide 3 - Slide

Le verbe être

Wat is être in het Nederlands?

Slide 4 - Slide

être (zijn)
Er zijn regelmatige en onregelmatige werkwoorden

  • De werkwoorden op -er zijn regelmatige werkwoorden 
Alle werkwoorden op -er worden met dezelfde regel gevormd

  • Avoir en être zijn onregelmatige werkwoorden
Dit zijn rijtjes die je gewoon uit je hoofd moet leren, er is geen regel

Slide 5 - Slide

Le verbe être (zijn)

Slide 6 - Slide

Exercice
Vul de juiste vorm in van het werkwoord être.
Je maakt de opdracht alleen en in stilte.
1. Nous __________ à l'école.
2. Robert __________ rigolo.
3. Je __________ très heureux.
4. Chantal et Mathilde __________ toujours ensemble.
5. Vous __________ malade?
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Kloktijden - getallen
Om de kloktijden in het Frans te kennen en te gebruiken, is het handig om de getallen van de klok te kennen

->  1 t/m 11


Slide 8 - Slide

De kloktijden
Je wilt weten hoe laat het is, maar je hebt geen telefoon/horloge/klok in de buurt. Je zult dus aan iemand moeten vragen hoe laat het is:

En néerlandais: "hoe laat is het?"
En français: "quelle heure est-il?"

Slide 9 - Slide

Quelle heure est-il?
Als je deze vraag stelt, dan gaat de ander daar natuurlijk op reageren. Dit doe je op deze manier:
Quelle heure est-il?  --> Il est ... (het is....)

Je reageert dus op dezelfde manier als de vraag. Net zoals in het Nederlands: hoe laat is het? Het is...

Slide 10 - Slide

De hele uren
Il est ... heures

Op de puntjes vul je een cijfer in:
il est trois heures
il est sept heures

Slide 11 - Slide

De halve uren
Il est ... heures et demie

il est trois heures et demie
het is half vier

il est cinq heures et demie
het is half zes

Slide 12 - Slide

kwart over
In het Frans tellen ze het kwartier op bij het hele uur: 

Het is kwart over 7
Il est sept heures et quart
(het is zeven uur en een kwartier)

Slide 13 - Slide

kwart voor
In het Frans halen ze het kwartier van het hele uur af:
Het is kwart voor 7
Il est sept heures moins le quart
(het is zeven uur min het kwartier)

Slide 14 - Slide

Hele uren:
- il est deux heures
- il est six heures
- il est huit heures

Halve uren:
- il est quatre heures et demie
- il est six heures et demie
- il est huit heures et demie
Kwart over:
- il est sept heures et quart
- il est neuf heures et quart
Kwart voor:
- il est huit heures 
moins le quart
- il est neuf heures 
moins le quart

Slide 15 - Slide

LET OP -> 2 uitzonderingen
12 uur 's middags is 'midi
(il est midi = het is 12 uur 's middags)

12 uur 's nachts is 'minuit
(il est minuit = het is 12 uur 's nachts)

Slide 16 - Slide

Quelle heure est-il?

Il est...
A
dix heures
B
onze heures
C
cinq heures
D
trois heures

Slide 17 - Quiz

Quelle heure est-il?

Il est ...
A
six heures moins le quart
B
sept heures et demie
C
six heures et demie

Slide 18 - Quiz

Quelle heure est-il?

Il est...
A
trois heures et quart
B
deux heures et quart
C
trois heures moins le quart
D
deux heures moins le quart

Slide 19 - Quiz

Fais exercice 12c/d à la page 109

Slide 20 - Slide

Wo 15 januari - PW ABCD ch.3
- Voca A + B (F-NL / NL-F) → p.130
- Phrases-clés C (F-NL / NL-F) → p.132
- Grammaire D (le verbe être) → p.133
- Kloktijden → p.108
- Dagen van de week → p.132
- Les verbes en -er → p.72
- Le verbe avoir → p.55

Slide 21 - Slide