Tijd, snelheid en formules

Meten & Meetkunde & formules
Tijd, snelheid en rekenen met formules
1 / 33
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOMiddelbare schoolLeerjaar 1Studiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Meten & Meetkunde & formules
Tijd, snelheid en rekenen met formules

Slide 1 - Slide

wat weet je al over
"Tijd en Snelheid"?

Slide 2 - Mind map

Leerdoelen
Aan het einde van deze les: 

* Weet je de eenheden van tijd
* Kun je de eenheden omrekenen
* Weet je hoe je de snelheid berekent
* Kun je m/s omrekenen naar km/u en anders om

Slide 3 - Slide

Eenheden tijd

Slide 4 - Mind map

Basisbeginselen 

Slide 5 - Slide

Eenheden omrekenen
1 uur hoeveel seconden is dat?
A
60
B
3600
C
600
D
24

Slide 6 - Quiz

1 week hoeveel minuten is dat?
A
7
B
7 x 24
C
7 x 24 x 60
D
7 x 24 x 60 x 60

Slide 7 - Quiz

1,25 uur hoeveel uur en minuten is dat?
A
1 uur en 15 minuten
B
1 uur en 25 minuten
C
anderhalf uur
D
125 minuten

Slide 8 - Quiz

tijd omrekenen 

Slide 9 - Slide

Snelheid 

Slide 10 - Slide

Snelheid is =
A
Afstand x Tijd
B
Tijd : Afstand
C
Afstand x Afstand
D
Afstand : Tijd

Slide 11 - Quiz

Snelheid
Snelheid is de verhouding tussen een afstand en de tijd waarin die afstand wordt afgelegd.

Eenheden voor snelheid zijn kilometer per uur (km/u) en meter per seconde(m/s).

Als je de afstand en de tijd weet, kun je de snelheid berekenen.

Slide 12 - Slide

3 formules
* snelheid = afstand : tijd

* afstand = snelheid x tijd

* tijd = afstand : snelheid

Slide 13 - Slide

wat is sneller?
60 km/u of 15 m/s?
A
60 km/u
B
15 m/s

Slide 14 - Quiz

omrekenen 
a. 60 km/u hoeveel m/s is dat? 
b. 15 m/s hoeveel km/u is dat?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hoeveel uur nodig?

Slide 17 - Open question

Snelheid Lance km per uur? (geen km bijzetten)

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Snelheid per uur in km (geen km neerzetten)

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Rekenen met formules 
- Uitgeschreven in woorden
- Deze woorden kan je vervangen door getallen (invullen)
Voorbeeld:
Salaris (€) = maandelijks bedrag + uren x uurloon
Elke maand krijg ik sowieso €350
Per uur verdien ik €14,- 
Ik werk deze maand 60 uur, wat krijg ik uitbetaald?


Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Formule:
Salaris (€) = maandelijks bedrag + uren x uurloon

Elke maand krijg ik sowieso €350
Per uur verdien ik €14,-
Ik werk deze maand 60 uur, wat krijg ik uitbetaald?

Slide 24 - Slide

Salaris (€) = maandelijks bedrag + uren x uurloon
Elke maand krijg ik sowieso €350
Per uur verdien ik €14,-
Ik werk deze maand 60 uur, wat krijg ik uitbetaald?

Slide 25 - Open question

Verzin zelf een formule

Slide 26 - Mind map

Slide 27 - Video

Johannes verdient met bijles geven € 15,= per uur.
Zijn reiskosten bedragen € 10,54.
Met welke formule rekent Johannes uit hoeveel hij heeft verdiend?
A
bedrag (in €) = 15 × aantal uren + 10,54
B
bedrag (in €) = 15 × aantal uren – 10,54
C
bedrag (in €) = 10,54 + 15 × aantal uren
D
bedrag (in €) = 10,54 × aantal uren - 15

Slide 28 - Quiz

Met welke formule bereken je de procentuele toe- en afname?
A
nieuw-oud : oud x 100
B
prijs x 100
C
Prijs erbij aantal procenten stijging/daling
D
oud - nieuw : oud x 100

Slide 29 - Quiz

Gerard huurt een dag een auto.
De kosten bedragen € 85 plus 70 eurocent per gereden km.
Benzinekosten zijn voor rekening van het verhuurbedrijf.
Welke formule hoort bij het verband tussen het aantal door Gerard gereden km (a) en de kosten van Gerard in euro (k)?
A
k = 0,70 + 85 x a
B
a = 85 + 0,70 x k
C
k = 85 + 0,70 x a
D
k = 85 + 70 x a

Slide 30 - Quiz

Snelheid is =
A
Afstand x Tijd
B
Tijd : Afstand
C
Afstand x Afstand
D
Afstand : Tijd

Slide 31 - Quiz

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 32 - Mind map

Aan de slag in studiemeter
Ga in studiemeter aan de slag met:
Domein 3 of domein 4
- opdrachten toegepast rekenen die vorig jaar niet zijn gemaakt!

Slide 33 - Slide