This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
PLANNING gt3d
Presentatie Jordi
Belangrijkste vragen § 3.5
Uitleg § 3.6 / maken vragen
Controle huiswerk
Slide 1 - Slide
PLANNING gt3c
Presentatie Ymre
Belangrijkste vragen § 3.5
Uitleg § 3.6 / maken vragen
Controle huiswerk
Slide 2 - Slide
PLANNING gt3a
Presentatie Aniek
Belangrijkste vragen § 3.5
Uitleg § 3.6 / maken vragen
Controle huiswerk
Slide 3 - Slide
PLANNING gt3b
Presentatie Daan
Belangrijkste vragen § 3.5
Uitleg § 3.6 / maken vragen
Controle huiswerk
Slide 4 - Slide
1-2-4
1. Het parlement bestaat uit: de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
2. Het controleren van de regering.
4. Drie verschillen zijn:
De Eerste Kamer heeft 75 leden, de Tweede Kamer 150 leden.
De leden van de Eerste Kamer zijn indirect gekozen, de leden van de Tweede Kamer direct door de bevolking.
De Tweede Kamer heeft wel het recht van amendement, de Eerste Kamer niet
Slide 5 - Slide
6
1. Stemrecht.
2. Recht van amendement.
3. Recht van initiatief.
Slide 6 - Slide
8
Een regeringspartij wordt een oppositiepartij als ze na de verkiezingen niet langer deel uitmaakt van de regeringscoalitie.
Slide 7 - Slide
10
1. Tweede Kamerlid
2. koning, minister
3. minister
4. koning, minister
5. minister, Tweede Kamerlid
6. minister
7. Tweede Kamerlid
8. koning
9. minister, Tweede Kamerlid
10. minister, Tweede Kamerlid
Slide 8 - Slide
13 a / c
A (Mede)wetgeving en controleren van het kabinet.
C Dan zou namelijk de minister zijn eigen werk moeten controleren en dat is niet democratisch.
Slide 9 - Slide
16a
Situatie 1: stemrecht
Situatie 2: recht van amendement
Situatie 3: vragenrecht
Situatie 4: recht van initiatief
Situatie 5: recht van interpellatie
Situatie 6: motierecht
Slide 10 - Slide
17
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Motie van wantrouwen
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Herhaling
Herhaling
Slide 15 - Slide
Kabinet of regering?
A
Kabinet
B
Regering
Slide 16 - Quiz
De regering bestaat uit ..
A
Coalitiepartijen
B
Oppositiepartijen
Slide 17 - Quiz
Het parlement controleert de
A
rechters
B
regering
Slide 18 - Quiz
A
Eerste kamer
B
Tweede kamer
C
Regering
Slide 19 - Quiz
Het verschil tussen kabinet en regering
A
De regering is met koning
B
Kabinet heeft geen ministers
Slide 20 - Quiz
Een staatssecretaris is
A
een minister
B
een onderminister
Slide 21 - Quiz
Hoe noem je iemand die in de Tweede Kamer zit?
A
staatssecretaris
B
parlementariër
C
minister
D
commissaris
Slide 22 - Quiz
Wat kan de Tweede Kamer wel, wat de Eerste Kamer niet kan?
A
Wetsvoorstel aanpassen
B
Wetsvoorstel afkeuren
C
Wetsvoorstel indienen
D
Wetsvoorstel goedkeuren
Slide 23 - Quiz
Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
Slide 24 - Quiz
Recht van initiatief .....
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
Slide 25 - Quiz
De Eerste Kamer doet een wetsvoorstel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Wat is de sterkste reactie die de Tweede Kamer kan uiten op beleid van een minister?
A
Motie van treurnis
B
Motie van afkeuring
C
Motie van aftreden
D
Motie van wantrouwen
Slide 27 - Quiz
Er wordt een nieuwe wet gemaakt. Wat doet de koning?
A
De wet bedenken
B
Handtekening zetten.
C
Discussiëren
D
Beslissen
Slide 28 - Quiz
Telefoons in telefoontas
Slide 29 - Slide
Geschiedenis
Introductie
Politiek
De parlementaire democratie
Maatschappijleer
Slide 30 - Slide
Lesdoelen
Na deze les kun je herkennen en uitleggen wat er in de grondwet staat, wat scheiding der machten betekend en hoe je invloed op de politiek kunt uitoefenen.