This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 2
Slide 1 - Slide
leerdoelen
wat zijn behoeftes en hoe worden ze beperkt
wat is consumeren
wat is produceren
wat is schaarste
Slide 2 - Slide
Behoefte bevredigen door.
- iets wat je mist zelf te produceren
- iets wat je mist te kopen
Dit heet consumeren
Slide 3 - Slide
Begrip: behoefte
Behoefte: alles wat je nodig hebt of waar je naar verlangt.
Slide 4 - Slide
Uit eten gaan is een?
A
Basis behoefte
B
Luxe behoefte
Slide 5 - Quiz
Je gaat naar de schoonheidsspecialist is hier sprake van een goed of dienst?
A
Goed
B
Dienst
Slide 6 - Quiz
Juist of onjuist: Consumeren is een manier om je behoeften te vervullen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Wat is de beste omschrijving van schaarste
A
Schaarse producten zijn zeldzaam
B
Door schaarste kunnen mensen bijna niks kopen
C
Door oneindige behoeften mensen en beperkte middelen ontstaat schaarste
D
Schaarste ontstaat doordat mensen te weinig willen kopen met de vele middelen die zij hebben.
Slide 8 - Quiz
Je koopt een nieuwe iPhone, wat doe je nu?
A
Behoefte
B
Consumeren
C
Produceren
Slide 9 - Quiz
leerdoelen
wat heb je nodig bij onbetaalde productie
waarom besteden consumenten
productie uit
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Onbetaalde productie
productie thuis zoals:
- eten koken - de was doen - kinderen verzorgen - fiets repareren
Je produceert voor je eigen behoefte of voor elkaars (gezin) behoefte
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
consumenten besteden productie uit
- als ze het werk zelf niet kunnen
- als ze er geen zin in hebben
- als ze er geen tijd voor hebben
Slide 15 - Slide
waarde productie thuis
zelf nasi maken € 4,-
nasi ophalen bij de chinees
€ 8,50
Slide 16 - Slide
waarde productie thuis
€ 2500,-
€ 350,-
Slide 17 - Slide
arbeid en gereedschap
arbeid: iemand moet het werk doen
gereedschap: hulpmiddelen voor productie van eigen behoeften
- broodmes voor broodsnijden - strijkplank en strijkbout voor strijken
Slide 18 - Slide
Eva heeft behoefte aan een pauze. Ze wil graag iets eten. Ze neemt geen patat. Het is duur en is te heet om snel op te eten. Ze kiest een bruin bolletje kaas.
A
door alleen gebrek aan geld
B
door alleen gebrek aan tijd
C
door gebrek aan tijd en aan geld
D
door gebrek aan productie
Slide 19 - Quiz
Je wilt graag een eigen huis bouwen dat is:
A
consumeren
B
een behoefte
C
produceren
Slide 20 - Quiz
Je gaat met vrienden aan de slag om dat huis te bouwen, dat is:
A
consumeren
B
produceren
C
een behoefte
Slide 21 - Quiz
Tussendoor wil iedereen wat eten, dat is
A
consumeren
B
een behoefte
C
produceren
Slide 22 - Quiz
Je haalt voor iedereen een patatje, kipburger en een sinas, dat is:
A
consumeren
B
produceren
C
een behoefte
Slide 23 - Quiz
Wanneer je de bestelling doet zie je iemand de hamburgers bakken. Dat is