Toptaal - 20 juni 2022 - Maandag

  • De comparatief en superlatief
  • Hoekenwerk
  • Kahoot


Vandaag
WELKOM!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsBeroepsopleiding

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

  • De comparatief en superlatief
  • Hoekenwerk
  • Kahoot


Vandaag
WELKOM!

Slide 1 - Slide

Comparatief
Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -er achter het woord:
klein - kleiner
groot - groter
dik - dikker
mooi - mooier 

Slide 2 - Slide

Woorden die op een r eindigen

Deze woorden krijgen -der achter het woord:
lekker - lekkerder
duur - duurder
zwaar - zwaarder

Slide 3 - Slide

Onregelmatige vormen

Slide 4 - Slide

De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.

Slide 5 - Open question

De tafel is zwaar, maar de kast is ______.

Slide 6 - Open question

Taha praat graag, maar speelt _____ cricket.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Van alle kinderen is Mo ...
A
de snel
B
de snellere
C
het snelst
D
sneller

Slide 9 - Quiz

Dit boek is ... dan dat boek.
A
duur
B
duurder
C
duurd
D
het duurst

Slide 10 - Quiz

Wat is correct?
A
Mijn broer is groter dan ik.
B
Mijn broer is grootst dan ik.
C
Mijn broer is het groter dan ik.
D
Mijn broer is groot dan ik.

Slide 11 - Quiz

Wat is fout?
A
Mijn hond is kleiner dan die van jou.
B
Hij loopt sneller dan ik.
C
Dit is het mooiste boek dat ik heb gelezen.
D
Hij is meer vriendelijk dan ik.

Slide 12 - Quiz

Dit is de ... fiets die ik ooit heb gehad.
A
snel
B
snellere
C
snelst
D
snelste

Slide 13 - Quiz

Van alle bergen is de Mount Everest ...
A
hoger
B
hoogst
C
de hoogst
D
de hoogste

Slide 14 - Quiz

Mijn vakantie is Italië was ... dan mijn vakantie in Spanje.
A
mooi
B
mooier
C
mooiste
D
de mooiste

Slide 15 - Quiz

Zelf zinnen maken

Bijvoorbeeld: mijn pen - jouw pen

"Mijn pen is duur, maar jouw pen is duurder."

Slide 16 - Slide

mijn huis - jouw huis

Slide 17 - Open question

Belgisch eten - eten uit jouw land

Slide 18 - Open question

Wat vind jij het leukst? Antwoord met een correcte zin!
Lezen - shoppen - sporten

Slide 19 - Open question

Wat vind jij het lekkerst? Antwoord met een correcte zin!
pizza - tajine - hamburger

Slide 20 - Open question

Waar woon jij het liefst? Antwoord met een correcte zin!
in België - in jouw geboorteland

Slide 21 - Open question

Van welk seizoen hou jij het meest? Antwoord met een correcte zin!
herfst - winter - lente - zomer

Slide 22 - Open question

Wat vind jij het gemakkelijkst? Antwoord met een correcte zin!
Nederlands spreken - Nederlands schrijven

Slide 23 - Open question

Wat vind jij de leukste dag van de week? Antwoord met een correcte zin!

Slide 24 - Open question

Vertel iets over jouw land! Gebruik een superlatief (bijvoorbeeld: In mijn land kan je het lekkerst eten!).

Slide 25 - Mind map