H/V 3 H2 par.2 - Meer dan een kracht + Veerkracht

Hoofdstuk 2   Krachten
paragraaf 2:
- werklijn van een kracht
- resulterende kracht - nettokracht
- veerkracht
normaalkracht
- Krachten samenstellen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2   Krachten
paragraaf 2:
- werklijn van een kracht
- resulterende kracht - nettokracht
- veerkracht
normaalkracht
- Krachten samenstellen

Slide 1 - Slide

Werklijn van een kracht
De werklijn van een kracht is een denkbeeldige lijn over de kracht.
+ tekening

Het aangrijpingspunt van de kracht mag over deze werklijn verschoven worden. Het effect van de kracht verandert hierdoor niet.

Slide 2 - Slide

Nettokracht      Fnetto
Als de werklijnen van de krachten op een voorwerp dezelfde richting hebben geldt:

Krachten in dezelfde richting bij elkaar optellen en vervolgens de krachten in tegenovergestelde richting er vanaf trekken.

Dit noemen we de nettokracht of resulterende kracht.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Nettokracht      Fnetto
Als de werklijnen van de krachten op een voorwerp
 NIET dezelfde richting hebben geldt:

Bepaal de nettokracht m.b.v. het tekenen van een parallellogram


Slide 5 - Slide

Opdrachten deel 1

Hoofdstuk 2 , paragraaf 2:

maak de
HAVO: opdrachten 3, 7, 8, 9, 10 en 11
VWO:  opdrachten 2, 7, 8 en 9

Slide 6 - Slide

Veerkracht

Slide 7 - Slide

De uitrekking  is de toename van de lengte als er een kracht op de veer wordt gezet.

2x zoveel kracht betekent een
2x zo grote uitrekking 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Veerconstante   C
Om veren te kunnen vergelijken gebruiken we de veerconstante
Deze geeft aan hoe stug of slap de veer is.
C = F / u
De veerconstante is een eigenschap van de veer en is dus een vaste waarde die bij een bepaalde veer hoort.
Het geeft aan hoeveel kracht nodig is om de veer 1 centimeter uit te rekken.

Slide 10 - Slide

Veerconstante   C




C = veerconstante in N/m of N/cm
F = kracht op de veer in Newton
u = uitrekking van de veer in m of cm
C
=
F
u
___

Slide 11 - Slide

Wat is het symbool van de grootheid veerconstante?
A
u
B
F
C
N
D
C

Slide 12 - Quiz

Wat is het symbool van de eenheid van veerconstante?
A
N/cm
B
cm/N
C
N
D
C

Slide 13 - Quiz

Een veer met Stel de veerconstante in op 400 N/m
Bij welke kracht is de uitrekking het grootst?
A
20 N
B
60 N

Slide 14 - Quiz

Stel de kracht in op 50 N
Bij welke veerconstante is de uitrekking het grootst?
A
100 N/m
B
500 N/m

Slide 15 - Quiz

Een spiraalveer rekt 4,5 cm uit als er een trekkracht van 2 N op werkt.
Bereken de veerconstante.
A
44 N/m
B
2,25 N/cm
C
0,44 N/cm
D
0,4 Ncm

Slide 16 - Quiz

Een spiraalveer met een veerconstante van
0,5 N/cm wordt 2,5 cm uitgerekt. Bereken de kracht die daarvoor nodig is.
A
0,2 N
B
2 N
C
5 N
D
1,25 N

Slide 17 - Quiz

Oefenopdracht 2
Een veer heeft een beginlengte van 40 centimeter

Als er een kracht van 25 Newton op de veer gezet wordt is de lengte 45 centimeter.

Wat wordt de lengte van de veer als er met een kracht van 50 Newton aan de veer getrokken wordt?

Slide 18 - Slide

Oefenopdracht 2
Bij een kracht van 25 Newton 
is de uitrekking van de veer is 5 centimeter

Als de kracht 2x zo groot wordt, 
    wordt de uitrekking ook 2x zo groot
    (dus 10 centimeter)

De totale lengte van de veer is dan 50 centimeter

Slide 19 - Slide

Oefenopdracht 2
Bij een kracht van 25 Newton 
is de uitrekking van de veer is 5 centimeter

Als de kracht 2x zo groot wordt, 
    wordt de uitrekking ook 2x zo groot
    (dus 10 centimeter)

De totale lengte van de veer is dan 50 centimeter

kracht
lengte
0
40
25
45
50
50

Slide 20 - Slide

Oefenopdracht 3





Bepaal de massa van de steen.

Slide 21 - Slide

Oefenopdracht 3
De zwaartekracht op een massa van 50 gram veroorzaakt een uitrekking van 5 cm.


De steen veroorzaakt een uitrekking van 20 cm.

De massa van de steen is dus 200 gram     (4x zo groot)

Slide 22 - Slide

Opdrachten deel 2

Hoofdstuk 2 , paragraaf 2:

maak de
HAVO: opdrachten 1, 2, 4, 5 en  6
VWO: opdrachten  1, 3, 4, 5, 6

Slide 23 - Slide