SMART doelen

1 / 30
next
Slide 1: Slide
methodisch werkenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

3

Slide 5 - Video

00:36
Wat is een ander woord voor specifiek?
A
origineel
B
expliciet
C
precies

Slide 6 - Quiz

01:20
Wat is meetbaar?
A
einde opleiding
B
4 kilometer
C
na 3 weken stage
D
bij de evaluatie van mijn stage

Slide 7 - Quiz

02:39
Het behalen van je opleiding is een groot doel, welk klein doel past hierbij?
A
Een voldoende voor BPV halen.
B
Elke week mijn ontwikkeling op BPV evalueren met mijn werkbegeleider tot het einde van mijn stage.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Een doelstelling formuleer je SMART

Wat betekent de R van SMART?
A
Reël
B
Revolutionair
C
Realistisch
D
Randvoorwaarden

Slide 11 - Quiz

De M in SMART staat voor:
A
Mogelijk
B
Meetbaar
C
Makkelijk
D
Moeilijk

Slide 12 - Quiz

De 'a' in de SMART methodiek staat voor
A
Actie
B
Acceptabel
C
Algemeen
D
Anders

Slide 13 - Quiz

De letter "T" in het SMART-principe staat voor?
A
Tijdloos
B
Toekomstgericht
C
Tijdsgebonden
D
Tijdelijk

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Ik wil mijn computervaardigheden ontwikkelen
A
WEL SMART
B
NIET SMART

Slide 20 - Quiz

Ik wil meer initiatief nemen.
A
Wel SMART
B
Niet SMART

Slide 21 - Quiz

Een klanttevredenheidscijfer van 8 of hoger aan het einde van 2020.
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 22 - Quiz

Ik wil deze week elke doordeweekse dag voor 22:00 naar bed.
A
Wel smart
B
Niet smart

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

SMART-doel passend bij de casus:

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

SMART-doel passend bij de casus:

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide