Les 1 BS 1 en 2 Het zintuigenstelsel en de tien zintuigen

Thema 11
11.1 en 11.2 zintuigenstelsel en de tien zintuigen

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 11
11.1 en 11.2 zintuigenstelsel en de tien zintuigen

Slide 1 - Slide

Je zintuigen zitten in bepaalde organen:
gehoorzintuig in oren,
gezichtszintuig in ogen, etc.

Slide 2 - Slide

Je zintuigen zitten in bepaalde organen:
gehoorzintuig in oren,
gezichtszintuig in ogen, etc.
In een zintuig bevinden zich zintuigcellen:
elke zintuigcel is verbonden met een uitloper van een gevoelszenuwcel.

Slide 3 - Slide

Een prikkel moet sterk genoeg zijn voordat een zintuigcel impulsen gaat afgeven. Dat noemen we de  drempelwaarde.

Slide 4 - Slide

Elk zintuig is gevoelig voor een specifieke prikkel: de adequate prikkel

Slide 5 - Slide

Als een prikkel lang aanhoudt of steeds herhaald wordt (gewenning), gaat de drempelwaarde omhoog.

Slide 6 - Slide

Ligt in de ogen

Het gezichtszintuig bestaat uit een vlies van lichtgevoelige cellen. Dit noemen we het netvlies 

Het netvlies bevindt zich helemaal achterin de oogbol 

Adequate prikkel= Licht
Gezichtszintuig

Slide 7 - Slide

Gehoorzintuig 
gehoorzintuig in de oren geluiden/trillingen

De zintuigcellen (haartjes) in het slakkenhuis sturen impulsen naar de hersenen, waardoor je kunt horen.

Slide 8 - Slide


Slakkenhuis

Hier zitten de zintuigcellen in om te waarnemen

Het lijkt op een slak

Slide 9 - Slide

Zintuigen in de huid 
  • zintuig ......... / prikkel:
  • Koudezintuig: lagere temp., kou dus.
  • Warmtezintuig: hoge temp., warmte dus
  • Tastzintuig: hele lichte aanraking.
  • Drukzintuig:druk (kracht)
  • Pijnpunten : pijn en schadelijke prikkels


Pijnpunten zien er iets anders uit dan de  andere zintuigen in de huid.  
Ze zitten niet alleen in de huid, maar overal in het lichaam.

Slide 10 - Slide

In de huid bevinden zich vijf verschillende typen zintuigen

Slide 11 - Slide

Reukzintuig
Ligt in de neus.
Reageert op geuren.
De zintuigcellen (haartjes) in de neus sturen impulsen naar de hersenen, waardoor je kunt ruiken.

Adequate prikkel = Geuren


Slide 12 - Slide

Smaakzintuig
Ligt in de tong
Reageert op smaken
De zintuigcellen de smaakknopjes (groeven) in de tong sturen impulsen naar de hersenen, waardoor je kunt proeven.

Adequate prikkel = smaakstoffen.

Slide 13 - Slide

VRAGEN 

Slide 14 - Slide

Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding.
- Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend.
- Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend.
- Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft.
- Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.

Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Boris en Caspar
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Anja en Caspar

Slide 15 - Quiz

De drempelwaarde:
A
is de minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
B
is de maximale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
C
is de minimale sterkte van een prikkel op een synaptische spleet waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
D
is de maximale sterkte van een prikkel op een zintuigcel zonder dat er impulsoverdracht plaats vindt.

Slide 16 - Quiz

Welke zintuig ligt niet in de huid?
A
tastknopje
B
pijnpunt
C
drukzintuig
D
gezichtszintuig

Slide 17 - Quiz

Welk nummer geeft het tastzintuig aan?
A
4
B
6
C
9
D
15

Slide 18 - Quiz

Wat is een zintuig?
A
Een verandering in de omgeving
B
Elektrische signalen die door zenuwen naar de hersenen worden geleid
C
Een orgaan dat reageert op prikkels
D
De verwerking van impulsen die van de zintuigen komen

Slide 19 - Quiz

Waar zit het gehoorzintuig in?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Gehoorbeentjes
D
Gehoorgang

Slide 20 - Quiz

Wat is de prikkel voor een smaakzintuig?
A
Stoffen in de lucht
B
Stoffen in eten en drinken
C
Onze tong
D
Je mond

Slide 21 - Quiz

Welk onderdeel van je ogen beschermt je ogen tegel fel licht?
A
Wimpers
B
Ooglid
C
Wenkbrauwen
D
Traanvocht

Slide 22 - Quiz

Wat is het verschil tussen
tastzintuigen en drukzintuigen
A
Tastzintuigen liggen vlak onder de kiemlaag in de lederhuid
B
Door de tastzintuigen kun je glad, ruw, hard waarnemen
C
Drukzintuigen liggen in de kiemlaag
D
Overal in de huid liggen evenveel tastzintuigen

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt er met de drempelwaarde bij gewenning?
A
Die blijft gelijk
B
Die wordt hoger
C
Die wordt lager

Slide 24 - Quiz

Dit vangen de zintuigcellen in je zintuigen op
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht

Slide 25 - Quiz

Wat betekent gewenning?
A
De minimale sterkte die een prikkel moet hebben.
B
Prikkels die niet meer worden omgezet in impulsen.
C
Prikkels die behoren tot 1 specifiek zintuig

Slide 26 - Quiz

              Aan de slag
                        BS 1 maken 1 t/m 6
              BS 2 1 t/m 4

Slide 27 - Slide