Feit, mening (standpunt) en argument. Klas 2 mavo.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom bij de les Nederlands!
Feit, mening (standpunt) en argument. Klas 2 mavo.
Slide 1 - Slide
Vandaag
-10 minuten lezen
-Uitleg: feit, mening (standpunt) en argument.
-Kijk- en luisteropdracht
-Afsluiting
Slide 2 - Slide
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Lesdoel
-Ik kan aan het einde van de les uitleggen:
Wat een feit is;
Wat een mening (standpunt) is;
Wat een argument is;
Wat het verschil tussen objectief en subjectief is.
Slide 4 - Slide
Feiten:
- Kun je bewijzen of controleren.
'Die laptop kost bij BCC €450,-.'
- Daarover kun je niet van mening verschillen:
1 + 1 = 2
- Kun je opzoeken.
'Het aantal calorieën in een Snicker is 321.'
Slide 5 - Slide
Noteer een feit bij de afbeelding.
Slide 6 - Mind map
Mening
- Een mening geeft aan wat iemand vindt van iets.
Een ander kan hier heel anders over denken.
'Ik vind het vak Nederlands heel erg leuk!'
- Een mening is een ander woord voor 'standpunt'.
Slide 7 - Slide
Noteer een mening bij de afbeelding.
Slide 8 - Mind map
Argument
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt.
In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.
'Ik vind het belangrijk om mijn huiswerk goed te maken, want ik wil een goed cijfer halen.
Slide 9 - Slide
Noteer een mening + een argument bij de afbeelding.
Slide 10 - Mind map
Objectief
Onderzoek
Er zijn data verzameld.
Feiten (schoolkennis)
Onpartijdig
Het is te controleren.
Subjectief
Mening
Een gevoel
Een ervaring
Niet te controleren.
Slide 11 - Slide
Gisteren om 12:00 uur ingebroken bij de buren.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 12 - Quiz
Zij wonen in het mooiste huis van de straat.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 13 - Quiz
Mijn buren waren niet thuis op het moment van de inbraak.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 14 - Quiz
De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid