Late Middeleeuwen

Late Middeleeuwen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Late Middeleeuwen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opkomst van steden
  • Handel en nijverheid bloeit op.
  • De landbouwoogst werd vergroot door drie oorzaken: halsjuk, ijzeren ploeg en het drieslagstelsel. 
  • De woeste gronden werden landbouwgrond. 
  • Meer voedsel en daardoor grotere bevolking. 
  • Er ontstonden dorpjes met handelen die uiteindelijk doorgroeien tot steden. -> er kwam ook weer geld in omloop (geldeconomie).
  • Koninkrijken en steden hadden allemaal hun eigen munt.
  • Agrarisch-stedelijke samenleving ontstaat.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Drieslagstel en ontginning woeste gronden -> Meer landbouwopbrengsten -> meer voedsel -> grotere bevolking en boeren houden meer over om te ruilen -> Er ontstonden markten met boeren die zich tot handelaar maakten. -> Die dorpen/markten groeiden uit tot steden. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Handel op afstand
  • Er kwamen handelssteden = steden die hun geld verdienden met de handel.
  • Ook ontstond er een handelsverbond rond de Noordzee en de Oostzee, dat noemen we de Hanze.
  • Alleen handelen met elkaar, niet met anderen.
  • Kooplieden uit Brugge deden dit wel.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 1 (blz 62-67).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 5 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 1 of maak alvast paragraaf 2. Of ga iets doen voor een ander vak.

Slide 10 - Slide

Vorige les
  •  Er kwam een agrarisch-stedelijke samenleving. Wat is dat?
  • Wat was ook alweer de Hanze?

Slide 11 - Slide

Rijke kooplieden en belangrijke ambachtslieden.
Winkeliers en ambachtslieden
-------------------------
-------------------------------------------------
Arbeiders
-----------------------------------------------------------
Bedelaars en daklozen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Het leven in een stad
  • De inwoners van de stad heet de burgerij.
  • Ambachtslieden met hetzelfde beroep verenigen zich (= gilde).
  • In zo'n gilde waren allerlei regels om concurrentie te voorkomen.
  • De 'meesters' hadden hun eigen werkplaats en had hier de leiding.
  • Onder hem stonden zin gezellen (knechten).
  • Zij konden pas gezel worden als de opleiding was afgerond. 

Slide 15 - Slide

Bestuur van de stad
  • Eerst was de heer (koning of hertog) de baas van een stad.
  • Daarna wilde ook de gewone bevolking invloed hebben -> ze kregen stadsrechten in ruil voor geld. 
  • In dat bestuur van de bevolking zat een schout met schepenen.
  • Schout -> = de voorzitter van de stedelijke rechtbank.
  • Schepenen -> = mensen die onder leiding van de schout zorgden voor de rechtspraak.
  • Ook zorgden zij voor andere zaken.
  • Zij vormden het bestuur van de stad.

Slide 16 - Slide

Wat ga je nu doen?

  • Je gaat bezig met  de vragen van paragraaf 2 (blz 68-73).
  • Dit mag je doen in rustig overleg met je buur. 
  • Bij vragen steek je je vinger op dan kom ik wel langs.
  • Tot 3 minuten voor het einde van de les.
  • Dit is huiswerk voor volgende week, woensdag heb je er dus ook nog tijd voor!
  • Klaar? Ga alvast leren voor paragraaf 2 of maak alvast paragraaf 3. Of ga iets doen voor een ander vak.

Slide 17 - Slide

Vorige les
  • Wat was ook alweer een gilde?
  • Het bestuur van de stad werd gedaan door? 

Slide 18 - Slide

Kerk in de middeleeuwen
  • Christelijke kerk onder leiding van paus -> = Katholieke kerk
  • Het leven na de dood was erg belangrijk in het geloof.
  • Bidden was belangrijk -> vaak bidden ze tot een heilige.
  • Soms reisden mensen naar een heilige plek om te bidden ->= bedevaart.
  • De kerk was erg rijk in deze tijd. Iedereen gaf ze geld.
  • Alle kerken in een bepaald gebied heten samen een bisdom.
  • Met daar aan de macht een bisschop.
  • De belangrijkste kerk was die van de bisschop, de kathedraal. 

Slide 19 - Slide

Kerk
Kathedraal

Slide 20 - Slide

Verzet door en tegen katholieken
  • Vanaf de 11e eeuw veel kritiek op de kerk. 
  • De mensen die kritiek hadden werden door de kerk ketters genoemd.
  • De katholieken waren niet blij met joden en moslims.
  • Joden werden vaak mishandeld en gediscrimineerd door katholieken.
  • Moslims werden gezien als een bedreiging door de katholieken.
  • De paus roept de katholieken op om Palestina te bevrijden.
  • Dit leidde tot de eerste kruistocht, waarbij de katholieken de moslims gingen bestrijden.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide