What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
B. Woordenschat groep 8
Waar gaat het in de betekenis van 'ergens op hameren'
vooral om ?
A
een spijker ergens in slaan
B
ergens heel erg de nadruk op leggen
C
ergens bezorgd over zijn.
1 / 35
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Waar gaat het in de betekenis van 'ergens op hameren'
vooral om ?
A
een spijker ergens in slaan
B
ergens heel erg de nadruk op leggen
C
ergens bezorgd over zijn.
Slide 1 - Quiz
Wat betekent 'ontsporen' ?
(2 goede antwoorden)
A
uit de rails raken
B
het verkeerde spoor volgen
C
verkeerde dingen gaan doen
Slide 2 - Quiz
Wat betekent
iemand inlichten ?
(2 goede antwoorden)
A
iemand licht geven
B
iemand informeren
C
iemand verhoren
D
iemand informatie geven
Slide 3 - Quiz
Waar gaat het in de betekenis van
'bij iemand in het krijt staan'
vooral om?
A
iemand iets schuldig zijn
B
staan op iemands krijttekening
C
op iemands bord krijten
Slide 4 - Quiz
Wat is het tegengestelde van
' op goed geluk '
A
we zien wel
B
nauwkeurig gepland
C
ongeluk
Slide 5 - Quiz
Welke woorden zeggen het best iets over de betekenis van
magnifiek ?
A
fantastisch, geweldig, grandioos
B
goed, prima, best
C
matig, redelijk, voldoende
Slide 6 - Quiz
Wat is het tegengestelde van
heden ?
A
toekomst
B
verleden
C
nu
D
later
Slide 7 - Quiz
Welk woord hoor niet
bij de betekenis van cipier
A
cel
B
oppassen
C
bewaker
D
gevangenen
Slide 8 - Quiz
Wat is een ander woord voor
lont ?
A
touw
B
verbinding
C
ontstekingskoord
Slide 9 - Quiz
Wat is het tegengestelde van
optimisme ?
(= het leven van de zonnige kant zien)
A
neptimisme
B
ontimisme
C
pessimisme
Slide 10 - Quiz
Wat betekent
evacueren ?
A
weggaan
B
verlaten
C
een gebied of ruimte verlaten/ontruimen ivm dreigend gevaar
D
blijven
Slide 11 - Quiz
Wat is het tegengestelde van
wantrouwen
A
vertrouwen
B
trouwen
C
argwanen
D
ontrouw
Slide 12 - Quiz
Wat is pulver ?
A
korreltjes, kogels
B
poeder, buskruit
Slide 13 - Quiz
Wat betekent
benodigd ?
A
niet nodig
B
soms nodig
C
nodig, noodzakelijk
D
onbelangrijk
Slide 14 - Quiz
Welk woord hoort niet
bij de betekenis van infuus ?
A
medicijn
B
bloed
C
fusie
D
oplossing
Slide 15 - Quiz
Vul het rijtje aan:
scherp, bits, fel, ....
A
lief
B
bot
C
vinnig
D
zacht
Slide 16 - Quiz
Geef een ander woord voor
correctie. ( 2 goede antwoorden)
A
verbetering
B
verandering
C
herstelling
D
weglating
Slide 17 - Quiz
Geef een ander woord voor
incident.
A
voorval
B
geval
Slide 18 - Quiz
Wat betekent
verzwijgen ?
( 2 antwoorden goed)
A
Iets niet zeggen
B
achterhouden
C
een geheim vertellen
D
verstoppen
Slide 19 - Quiz
Iemand die bekwaam en handig is in zijn vak, noem je ook wel ....
A
onhandig
B
slim
C
vaardig
Slide 20 - Quiz
Wat betekent
belonen ?
( 2 antwoorden goed)
A
betalen
B
aaien
C
ontslaan
D
iets geven voor zijn/haar goede prestatie
Slide 21 - Quiz
Wat betekent
minachting ?
A
niet respecteren
B
respecteren
Slide 22 - Quiz
Wat betekent
machinaal ?
( 2 antwoorden goed)
A
automatisch
B
met de hand
C
mechanisch, met een machine
D
door mensen gedaan
Slide 23 - Quiz
Iemand die hooghartig en gewichtig doet, noem je ook wel .....
A
eigenwijs
B
verwaand
C
achterbaks
Slide 24 - Quiz
Iemand aanvaarden betekent
hetzelfde als ....
A
iemand wegsturen
B
iemand toespreken
C
iemand accepteren
D
iemand terugsturen
Slide 25 - Quiz
Wat betekent
alert zijn.
A
onoplettend
B
oplettend
C
vaag
D
dom
Slide 26 - Quiz
Geef een ander woord voor
weerloos.
A
alleen
B
hulpeloos
C
verdwaald
D
zonder vijanden
Slide 27 - Quiz
Welk woord hoort er qua betekenis niet bij?
harp, saxofoon, gitaar, viool
A
harp
B
saxofoon
C
gitaar
D
viool
Slide 28 - Quiz
Geef een ander woord voor
reling. ( 2 antwoorden goed)
A
zijkant
B
leuning
C
rand
D
balustrade
Slide 29 - Quiz
Geef een ander woord voor
begroeiing / aanplant
A
gras
B
gewas
C
land
D
bos
Slide 30 - Quiz
Vul het rijtje aan:
dutten, knikkebollen, soezen, ...
A
waken
B
dromen
C
snurken
D
dommelen
Slide 31 - Quiz
Wat is de betekenis van
'zich koest houden".
A
kalm blijven
B
niet op de voorgrond treden
C
veel lawaai maken
D
heel boos zijn
Slide 32 - Quiz
Wat is een
zintuig?
A
oog
B
oor
C
mond
D
orgaan dat prikkels doorgeeft aan hersenen
Slide 33 - Quiz
Een bijzonderheid
noemen we ook wel een.....
A
stukje
B
detail
C
groot geheel
Slide 34 - Quiz
Waar gaat het in de betekenis van
'een knoop doorhakken'
vooral om?
A
knopen doorzagen
B
doorzetten
C
iets losmaken
D
een beslissing nemen
Slide 35 - Quiz
More lessons like this
A. Woordenschat groep 8
January 2019
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
B&F, taal, les 5
March 2021
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Pyramus en Thisbe tekst e woordenboektraining
June 2021
- Lesson with
16 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V5 Literatuur 1700-1800
May 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Secondary Education
B&F Staal Taal 4 Slapen les 5
March 2021
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 4
Les 4 - Blok 5 Over Taal: homoniem, homofoon, synoniem en tegengestelden
September 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Pyramus en Thisbe tekst e woordenboektraining
September 2022
- Lesson with
14 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V3 Woordenschat H5 en H6
March 2020
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secondary Education