§1.3 + 1.4

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
H1 Inkomen en welvaart
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
H1 Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

Herhaling 1.2
- het verschil tussen bruto, netto en besteedbaar inkomen uitleggen en berekenen
- met een groeifactor een stijging of daling berekenen.
- oorzaken noemen van inkomensverschillen.
- uit een Lorenzcurve aflezen hoe de inkomens in een land verdeeld zijn.

Slide 2 - Slide

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Theorie

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Je leert in deze paragraaf:
  • waarom het nodig is om prioriteiten te stellen
  • wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
  • hoe je prijsveranderingen in procenten kunt laten zien



Slide 4 - Slide

In je behoeften voorzien

Slide 5 - Slide

Schaarste

Slide 6 - Slide

Welvaart en welzijn

Slide 7 - Slide

Wat draagt voor jou
bij aan jouw welzijn?

Slide 8 - Mind map

Een stijging of daling in procenten berekenen

Slide 9 - Slide

Formule
..%
..%
aantal
aantal
100%
..%
€4
1
€7

Slide 10 - Slide

Vorig jaar kreeg je €6 zakgeld, nu krijg je €8,50.
Hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 11 - Open question

Formule indexcijfers

Slide 12 - Slide

Formule indexcijfers

Slide 13 - Slide

Vragen
Kan je de theorie toepassen?

Slide 14 - Slide

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 15 - Quiz

Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren

Slide 16 - Quiz

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen

Slide 17 - Quiz

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 18 - Quiz

Wat is een indexcijfer?
A
Een gewogen gemiddelde met een wegingsfactor
B
Een getal die een exponentiële groei laat zien
C
Een getal dat een procentuele verandering laat zien
D
Cijfer zonder decimalen

Slide 19 - Quiz

§1.4 Help, de prijzen stijgen!
Theorie

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
Je leert in deze paragraaf:
• wat oorzaken van inflatie zijn
• hoe je het cpi en de inflatie berekent
• wat gevolgen van inflatie zijn
• hoe lonen en prijzen elkaar beïnvloeden



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Koopkracht

Slide 23 - Slide

Oorzaken van inflatie
Loonverhoging
Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten dan aanbod
Minder aanbod van producten
Hogere belastingen (BTW) of andere heffingen door de overheid

Slide 24 - Slide

Hoe hoog is de inflatie

Slide 25 - Slide

Cpi berekenen

Slide 26 - Slide

Cpi en inflatie berekenen

Slide 27 - Slide

Gevolgen van inflatie

Slide 28 - Slide

Formule

Slide 29 - Slide

Waarom denk jij dat ongeveer 2% inflatie goed is voor de economie?

Slide 30 - Open question

Lonen en inflatie

Slide 31 - Slide

Het CPI ....
A
is consumenten- en producentenindex
B
is hetzelfde als inflatie
C
is hetzelfde als geldontwaarding
D
stijgt bij inflatie

Slide 32 - Quiz

Iemand krijgt nominaal 4,2% rente op zijn spaarrekening. De inflatie bedraagt 2,4%. Wat is zijn reële rendement?

Slide 33 - Open question

extra: Filmpje over inflatie
Jarenlang was de inflatie laag, minder dan de gewenste 2%.
Soms was er zelfs korte tijd deflatie: de prijzen daalden.


Eind 2021 begonnen de prijzen snel te stijgen. 

Bekijk alles over inflatie en de prijsstijgingen eind 2021 in het volgende filmpje (± 10 min.) 


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video