Herhaling CS deel 1 K

Herhaling CS deel 1
  • Jas uit / spullen op tafel / telefoon weg
  • Bespreken resultaten oefentoets
  • Oefenen lastige onderwerpen
  • Rekenen
  • Vragen? 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling CS deel 1
  • Jas uit / spullen op tafel / telefoon weg
  • Bespreken resultaten oefentoets
  • Oefenen lastige onderwerpen
  • Rekenen
  • Vragen? 

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les kun je .. 
  1. (hopelijk) antwoord geven op de vragen die je voor de oefentoets nog moeilijk vond. 
  2. de formules uit je hoofd opnoemen en weten wanneer je ze moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Goederen en diensten
Goederen zijn tastbare producten die je kunt kopen. Je kunt nog onderscheid maken tussen verbruiks (1x)- en gebruiksgoederen (langere tijd)Diensten is wanneer iemand iets voor jou doet. 
Voorbeeld:
Je zit op het terras en bestelt een cola (goed). De serveerster komt de cola naar je toebrengen (dienst). 

Slide 3 - Slide

Wat weet jij over goederen en diensten??

Goederen
Diensten
Iemand doet iets voor je
 
Tastbaar
Voorbeeld: Koffers naar een hotelkamer brengen

Voorbeeld: Maaltijd

Slide 4 - Drag question

Sleep naar het juiste vak
Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 5 - Drag question

Schaars
Schaars is wat anders dan zeldzaam. Iets is zeldzaam als er weinig van is.
Iets is schaars wanneer er productiemiddelen ingezet moeten worden om ze te maken. Denk hierbij altijd aan KANO.
Kapitaal = machines, geld en gebouwen.
Arbeid = fysieke of mentale inspanning.
Natuur = grondstoffen uit de natuur
Ondernemerschap = het inzetten van de productiemiddel voor een product. 

Slide 6 - Slide

Welk van de volgende rijtjes bevat alleen maar schaarse goederen?
A
Fiets, taxirit en appel
B
Kraanwater, regen en schoolboeken
C
Gratis schoonheidsmasker, wind en spijkerbroek
D
Kraanwater, kappersbezoek, en zonlicht

Slide 7 - Quiz

Leg uit hoe een telefoon een basis- en een overige behoefte kan zijn.

Slide 8 - Open question

commerciele reclame
ideele reclame
merkreclame
informatieve reclame

Slide 9 - Drag question

Consumentengedrag en E-commerce
Consumentengedrag (klantengedrag) is de beschrijving van hoe mensen kopen, wat ze kopen, waar ze kopen, wanneer ze kopen en waarom ze kopen.
Hoe komen ze aan informatie? Kopen ze in een winkel of online? Doen ze dat in de ochtend, middag en avond?
E-commerce is wanneer alle transacties (verkopen) plaatsvinden via het internet.

Slide 10 - Slide

Wat is e-commerce?
A
Engelse term voor consumentenorganisatie
B
Reclame op internet
C
Merken bekend maken voor merkreclame
D
Koop en verkoop van producten via internet

Slide 11 - Quiz

Consumentenorganisatie
Consumentenorganisatie komt op voor de belangen van de consument en zij geven de advies over de rechten en plichten van een consument. Dit is prettig voor ons als consumenten omdat wij informatie missen. 
Daarnaast testen (sommige) consumentenorganisaties producten. Dit noem je een vergelijkend warenonderzoek

Slide 12 - Slide

Vul de juiste woorden in.


Organisaties die opkomen voor de belangen van de consumenten noem je..................................................... Een ................................................................... is een test van gelijksoortige producten van verschillende merken. De invloed van consumenten op fabrikanten of winkeliers noem je.................................................................                                  .

consumentenorganisaties
consumer power
vergelijkend warenonderzoek

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide

Deugdelijk product en wet productaansprakelijkheid
Deugdelijk product is een product wat bij normaal gebruik een redelijke tijd moet meegaan.
Voorbeeld:
Je koopt een nieuwe spijkerbroek. Die moet niet na 4 weken al kapot zijn als je er op een normale manier mee omgaat. 
Wet productaansprakelijkheid houdt in dat de fabrikant (maker) aansprakelijk gesteld voor gevolgschade die hun product heeft veroorzaakt.

Slide 15 - Slide

Wat is een voorbeeld van gevolgschade op grond van de Wet productaansprakelijkheid?
A
Het product werkt niet en je wilt je geld terug.
B
Het product bevat noten terwijl dit niet zou moeten en wordt daarom teruggeroepen.
C
Na het wassen met dit wasmiddel zijn je kleren verkleurd. Je wilt de schade verhalen op de producent.
D
Het fruit is over datum. Je gaat terug naar de groenteboer en eist je geld terug.

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide