Hst 4.2 Spanningsbronnen

4.2 Spanningsbronnen 

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.2 Spanningsbronnen 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
4.2.1 Je kunt voordelen en nadelen noemen van enkele spanningsbronnen.
4.2.2 Je kunt uitleggen wat een generator is.
4.2.3 Je kunt benoemen welke spanning er op een stopcontact staat.
4.2.4 Je kunt beschrijven hoe elektriciteit bij jou thuis komt.
4.2.5 Je kunt beschrijven welke spanning veilig is.

Slide 2 - Slide

Elektriciteit

Slide 3 - Mind map

Elektriciteit!

Na deze les weet je: 

  • uitleggen wat een spanningsbron doet;
  • voorbeelden van spanningsbronnen geven;
  • de spanning van een spanningsbron meten;
  • bij een spanningsbron de pluspool en minpool herkennen;
  • volt gebruiken als eenheid van spanning.



Slide 4 - Slide

Elektriciteit
We gebruiken elektriciteit voor twee doelen:
- Apparaten laten werken
- Informatie overdracht 

Slide 5 - Slide

Spanningsbron
De hoeveelheid energie die een apparaat krijgt, hangt o.a. af van de spanning van de spanningsbron. 

Slide 6 - Slide

Soorten spanningsbronnen
                       Bron                                                                   

Batterij en accu:                                                           bevat chemische energie                                                                                                              leveren elektrische energie

Dynamo, turbine en generator                              leveren bewegings energie  
                                                                                              deze wordt omgezet in 
                                                                                              elektrische energie

Slide 7 - Slide

Wat is spanning in de natuurkunde?
  • De hoeveelheid energie die aan de lading meegegeven wordt is de  spanning (U) van de bron.
  • Wordt afgegeven door een spannings-bron. Elke spanningsbron heeft een + en - kant.
  • We meten het in Volt (V).
  • Kan worden gemeten met een Voltmeter. Dit noemen we ook wel een spanningsmeter
  • In Europa komt er 230 V uit het stopcontact.

Slide 8 - Slide

Spanning
De eenheid van spanning is Volt. 

Grootheid :     Spanning                 symbool  U
Eenheid     :     Volt                             symbool  V
      : 1000      :1000
mV             V                kV
       x 1000     x1000

Slide 9 - Slide

Voltmeter
Een voltmeter heeft:
  • een min-aansluiting (zwart);
  • een of meerdere plus-aansluitingen (rood);
  • een schaalverdeling met een wijzer.
Naast een rood aansluitpunt staat de maximale spanning die je kunt meten. Dit noem je het meetbereik

Slide 10 - Slide

Voltmeter aansluiten
  • Je neemt de volgende stappen als je een voltmeter aansluit en afleest.
  • Je sluit de minpool van de batterij aan op het zwarte aansluitingspunt van de voltmeter.
  • Je sluit de pluspool van de batterij aan op het rode aansluitpunt van de voltmeter met het grootste bereik.
  • Als de uitslag van de wijzer erg klein is kies je een rood aansluitpunt met een kleiner bereik. Zorg dat de wijzer zo ver mogelijk uitslaat.



Slide 11 - Slide

Vul het ontbrekende woord in:
Een ......... is een bron die elektrische energie levert!!!
A
voltmeter
B
spanningsbron
C
amperemeter

Slide 12 - Quiz

Wat is GEEN voorbeeld van een spanningsbron?
A
Batterij
B
Lamp
C
Accu
D
Stopcontact

Slide 13 - Quiz

In welke eenheid wordt spanning gemeten?
A
Ampère
B
Stroom
C
Aapjes
D
Volt

Slide 14 - Quiz

De spanning op een stopcontact is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 15 - Quiz

De spanning van de accu van een auto is ......
A
U= 230 V
B
U= 1,5 V
C
U=9 V
D
U=12 V

Slide 16 - Quiz

De spanningsmeter is ingesteld op een meetbereik van......
A
3 V
B
15 V
C
30 V

Slide 17 - Quiz

Een schaaldeel is dan.....
A
0,1 V
B
0,5 V
C
1 V

Slide 18 - Quiz

De spanning is....
A
1,2 V
B
7 V
C
6 V
D
12 V

Slide 19 - Quiz

Opdrachten maken
Weektaak:
Waar? Bladzijde 198 t/m 202
Wat? Opdracht 1 t/m 12
Hoe? In je werkboek
Klaar? Nakijken

Slide 20 - Slide