WERKWOORDSPELLING

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3,4

WERKWOORDSPELLING

Na deze les weet jij precies hoe het zit met d's, t's en dt's

Welke werkwoordsvormen
ken je allemaal?

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Moet je de persoonsvorm spellen en moet de zin in de tegenwoordige tijd, dan:

ik = ik-vorm

jij/hij/zij = ik-vorm + t

wij/jullie/zij = hele werkwoord

Ik ........... (vieren) mijn verjaardag in september

1. vier
2. viert
3. vierd
4. vierdt

Janneke ......... (worden) volgende week 16 jaar.

1. word
2. wort
3. wordt

(Lopen) ________ jij naar de supermarkt?

1. Loopt
2. Lopen
3. Loop
4. Liep

verleden tijd
nu is het van belang dat je het verschil kent tussen een zwak en sterk werkwoord

Verleden tijd

Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een sterk werkwoord?

Dan schrijf je gewoon op wat je hoort:

lopen - liepen

kijken - keken

eten - aten

Verleden tijd

Is het woord dat je moet spellen de persoonsvorm van een zwak werkwoord?

Dan is het de ik-vorm + de(n) of  te(n)

beantwoord --> beantwoordde

leef --> leefde

schop --> schopte

Wanneer de(n) en wanneer te(n)

Hij ...[geloven] niets van jouw verhaal.

langer maken en bij twijfel 't sexy fokschap gebruiken

hele werkwoord = geloven

ik-vorm = geloof

stam = gelov

Zit de laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?

Dan gebruik je te(n)

Hij .....[branden] zijn billen aan de kachel. (v.t.)

In de winkel .... [passen] Jessica een nieuwe broek. (v.t.)

Michael en José ..... [missen] de bus naar school. (v.t.)

Het .... [misten] zo erg dat we de huizen niet zagen. (v.t.)

moeilijke werkwoorden vt
Iedereen (willen) graag het rapport ontvangen.

1. wilden
2. wouden
3. wilde
4. wou

Welk werkwoord (vt) is verkeerd geschreven?

1. spoelde
2. voetbalde
3. wachtte
4. veegte

Sleep het werkwoord naar de bijbehorende werkwoordsvorm.

persoonsvorm tt hij-vorm

persoonsvorm tt wij-vorm

persoonsvorm vt enkelvoud

persoonsvorm vt meervoud

vertelt

pestten

zou

pesten

Voltooid deelwoord

Gebruik het sexy fokschaap

Hij gelooft mij nooit.

Hij heeft mij nooit geloofd.

Want --> geloven - gelov

v zit niet in het sexy fokschaap, dus d

Ik heb gisteren buiten ......

1. gespeelt
2. gespeeldt
3. gespeeld

Heb jij jouw kamer al .....

1. opgeruimt
2. opgeruimdt
3. opgeruimd

Wij hebben onze vakantie vorige week .....

1. geboekt
2. geboekdt
3. geboekd

Onderweg naar school ben ik .....

1. verdwaalt
2. verdwaaldt
3. verdwaald

Tegenwoordige tijd

 VT Zwakke werkwoorden

VT sterke werkwoorden

loopt

liepen

redde

redden

stond

pakten

wordt

werd

pakken

hele

werkwoord

Ik- werkwoord vt

voltooid deelwoord

ontzien

gedronken

lopen

liep

koken

kook

snoepte

gekookt

snoepen

vallen

gelopen

gevallen

viel

gesnoept

Wat vond je van deze les?