Chapitre 2 : c'est top 3 mavo

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Bonjour le          2 décembre 

In deze les gaan jullie zelfstandig werken , eerst met een paar quiz vragen op lesson up , daarna met een paar opdr, in je boek of digitaal omgeving. 

Heb je vragen nog , noteer het ergens in je schrift en daar kom ik  een andere keer op terug. 

1. Overhoring E et F 

2. Bron G : phrase-clés 

3. Bron H: grammaire ww . met "ir" 

Herhaal eerst de woorden van E en F en maak de volgende quiz vragen 

Traduis en néerlandais :
1- ennuyeux- euse
2- furieux-euse
3- il dépend (de)

Traduis en français :
1. boodschappen doen.
2. huiswerk doen
3. verplicht
4. bang zijn

Als het goed is heb jij de tekst "le coin Presse" gelezen en de opdr. gemaakt . Geef je antwoord nog op de volgende vragen:
1. tekst : Le Monopoly version Corse: de steden zijn volgens de inwoners van Corsica goed verdeel ( wel/ niet ?
2. bij de tekst : Au théâtre : welke conclusie kun je trekken na het lezen van de tekst ? ( geef aan ABCD)

Bron G: Phrases-clés et parler 

Oefen met de gesprekken samen , maar heel zachjes!

A: Ex: 26 b: - Écoute les phrases-clés et joue le dialogue avec ton voisin ( en chuchutant = fluisterend) 

B: Ex: 27 : travaille à deux 

C. Fais ex. 28 a  

H. Grammaire et écrire 

• Verbes -ir
• In de présent en de passé composé

Regelmatige werkwoorden op -ir in de présent

Stap 1: haal -ir van het werkwoord af

Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > is/is/it/issons/issez/issent

Ils ... à quelle heure?

1. finis
2. finit
3. finissent
4. finissez

Tu ... quoi?

1. choisissons
2. choisis
3. choisissez
4. choisit

Nous ... le document.

1. remplissons
2. remplissez
3. remplissent
4. remplis

Il ... trop.

1. réfléchit
2. réfléchissons
3. réfléchis
4. réfléchissez

Vous ... vers 8 heures. (finir)

Nous ... le gagnant. (choisir)

Regelmatige werkwoorden op -ir in de passé composé

Stap 1: zet het hulpwerkwoord avoir in de zin

Stap 2: haal de -r van het werkwoord op -ir af en je hebt het voltooid deelwoord

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... rempli le formulaire.

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Vous ... réfléchi longtemps.

1. avez
2. avons
3. as
4. ai

Les garçons ... fini leurs devoirs.

1. a
2. as
3. ont
4. avons

Les devoirs

Fais les exercices de bon H:

29 jusqu'à 32