Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7 KGT)
Als je het werkwoord in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.
Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.