Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7)
Ik-vorm op -tBij het spellen van het werkwoord moet je het volgende onthouden:
Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.
voorbeeld: karten – (ik) kart – (hij) kart
snuiten – (ik) snuit – (hij) snuit