Een onvoltooid deelwoord geeft aan hoe iemand bezig is, terwijl diegene ook iets anders doet.
1. Tom komt fluitend de kamer binnen.
2. Lachend zei hij dat hij geslaagd was.
3. Al pratende kwamen we bij school.
We schrijven het onvoltooid deelwoord als het hele werkwoord (infinitief) met -d of -de erachter.