Taalverzorging 1.3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Taalverzorging 1.3

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Werkwoorden:

Een werkwoord zegt wat iemand doet of wat er gebeurt.

Persoonsvorm:

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Noem alle werkwoorden:
Ik zal wel een voldoende op de toets hebben, want ik heb het goed geleerd.

wat zijn alle werkwoorden in deze zin?

Wat is de persoonsvorm:
Dit nieuwe bedrijf adverteert niet meer omdat de kosten te hoog zijn

1. dit nieuwe bedrijf
2. de kosten
3. adverteert
4. zijn

Onderwerp 

Hoe vind ik het onderwerp van een zin?

Enkelvoud of meervoud; persoonsvorm verandert mee

Wat is het onderwerp van deze zin:
De meeste studenten hebben een baan.

1. de studenten
2. hebben
3. een baan
4. de meeste studenten

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Taalverzorging 1.3

Goed of fout gespeld?
Zij veranderd ook nooit.

1. veranderd= goed
2. veranderd= fout

Goed of fout gespeld?
Hij geeft nooit op

1. geeft= goed
2. geeft= fout

Goed of fout gespeld?
Hij ontkend dat hij er iets mee te maken heeft.

1. Ontkend= goed
2. Ontkend= fout

Goed of fout gespeld?
Onze leraar vind het prima dat we kletsen tijdens de les

1. vind= goed
2. vind= fout

Best ingewikkeld misschien:

- Ik beantwoord de mail.

- Jij beantwoordt de mail.

- Beantwoord je de mail even?

- Hij beantwoordt de mail.

- Zij beantwoorden de mail.

- Maar hoeveel verschillende vormen zie je nou precies?

Is het met een d? Of met een t? Of dt misschien?

In de tegenwoordige tijd heeft de persoonsvorm maar drie vormen:

Ik beantwoord de mail               ik-vorm

Jij beantwoordt de mail.              ik-vorm+t

Wij beantwoorden de mail.              meervoud, hele werkwoord

Er zijn maar drie vormen!

Moeilijk? Gebruik dan het werkwoord ‘lopen’.

Soms is het onduidelijk of je de ik-vorm met of zonder -t schrijft. Vul dan eens het werkwoord ‘lopen’ in. Hoor je een -t? Dan schrijf je er een!

Beantwoord.. je die mail even?

              Loop je die mail even? 

dus: 

Beantwoord je die mail even?

Moeilijk? Gebruik dan het werkwoord ‘lopen’.

Soms is het onduidelijk of je de ik-vorm met of zonder -t schrijft. Vul dan eens het werkwoord ‘lopen’ in. Hoor je een -t? Dan schrijf je er een!

Beantwoord.. je moeder die mail?

Loopt je moeder die mail? 

dus: 

Beantwoordt je moeder die mail?

Maken:

- werkbladen

- licentie/ boek: taalverzorging 1.3

- verder met woorddossier, zie woorden op het bord

Nabespreken werkbladen,

licentie

afronden

Tekst