H6 Betalen en teruggeven

Hoofdstuk 6: betalen en teruggeven
1 / 27
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6: betalen en teruggeven

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Ik koop een pen voor € 3,90
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 3 - Open question

Ik koop een schrift voor € 4,50
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 4 - Open question

Ik koop een gum voor € 1,20
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 5 - Open question

Ik koop een pennen voor € 0,95
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 6 - Open question

Ik koop een potlood voor € 0,50
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 7 - Open question

Ik koop een cd voor € 3,20
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 8 - Open question

Ik koop badslippers voor € 7,35
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 9 - Open question

Ik koop een pen voor € 3,90
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 10 - Open question

Ik koop een etui voor € 5,95
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Slide 11 - Open question

Je moet € 4,10 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 5,-.
De kassamedewerker vraagt er € 0,10 bij.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 0,10
B
€ 1,10
C
€ 0,90
D
€ 1,-

Slide 12 - Quiz

Je moet € 5,60 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 20,60.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 14,40
B
€ 15,40
C
€ 15,-
D
€ 5,-

Slide 13 - Quiz

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,-
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 17,75
B
€ 8,75
C
€ 18,75
D
€ 7,75

Slide 14 - Quiz

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,25.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 7,75
B
€ 8,-
C
€ 8,75
D
€ 7,-

Slide 15 - Quiz

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,-
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 15,70
B
€ 14,30
C
€ 14,70
D
€ 25,70-

Slide 16 - Quiz

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,30.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 15,-
B
€ 15,30
C
€ 14,70
D
€ 25,-

Slide 17 - Quiz

Je hebt € 20,00 in je portemonnee.
Je moet € 15,30 betalen.
Hoeveel wisselgeld krijg je terug?

Slide 18 - Open question

Je moet € 7,95 betalen.
Je geeft de caissière € 20,-. De cassière vraagt of je er € 0,95 bij hebt.
A
€ 12,-
B
€ 12,05
C
€ 13,05
D
€ 13,-

Slide 19 - Quiz

Je moet € 45,85 betalen.
Je geeft € 46,35.
A
€ 0,60
B
€ 0,35
C
€ 0,50
D
€ 0,15

Slide 20 - Quiz

Je moet € 4,55 betalen.
Je geeft € 20,55.
A
€ 15,-
B
€ 15,45
C
€ 16,-
D
€ 16,10

Slide 21 - Quiz

Je moet € 18,20 betalen.
Je geeft € 20,50.
A
€ 2,30
B
€ 1,80
C
€ 2,-
D
€ 1,30

Slide 22 - Quiz

Je moet € 2,45 betalen. Je hebt:
vier muntjes van 50 cent en vier muntjes van 5 cent.
Heb je genoeg?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Je moet € 6,40 afrekenen. Je geeft een briefje
van € 5,00 en een muntstuk van € 2,00.
De caissière geeft je 40 cent terug. Klopt dat?
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

Je moet € 16,- betalen. Je geeft een briefje van € 20.
Je wilt graag een briefje wisselgeld terug.

Wat geef je erbij en wat krijg je dan terug?
A
Je geeft nog een muntstuk van € 2, en krijgt € 6,00 terug
B
Je geeft nog een muntstuk van € 1 en krijgt € 5,00 terug.
C
Je geeft nog een briefje van € 5 en krijgt € 10,00 terug.
D
Je krijgt al een briefje terug.

Slide 25 - Quiz

Hoe ging de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Link