Present Simple affirmative - 1KB

Laten we verder gaan met de Present Simple.
Wat weten we allemaal nog?
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Laten we verder gaan met de Present Simple.
Wat weten we allemaal nog?

Slide 1 - Slide

Welke tijd is de Present Simple ook alweer?
A
Verleden tijd
B
Toekomende tijd
C
Tegenwoordige tijd

Slide 2 - Quiz

We gebruiken de Present Simple om aan te geven dat je iets regelmatig doet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

We gebruiken de Present Simple om aan te geven dat iets op dit moment gebeurt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

We gebruiken de Present Simple om aan te geven dat iets een gewoonte is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Hoe maak je de Present Simple?

Slide 6 - Slide

I / You / We / They
Hele werkwoord
Bijv: Lilian and Shawn play football

Slide 7 - Slide

Michelle and I ______ (to do) our homework after school

Slide 8 - Open question

HE / SHE / IT
Hele werkwoord + s (SHIT RULE)
bijv:
Deniz hates history class
Miss De Maijer loves English
The dog drinks water from a bowl

Slide 9 - Slide

The girl ______ (to laugh) a lot

Slide 10 - Open question

Spellingsuitzonderingen SHIT RULE
  • Eindigt het werkwoord op een S Klank? + ES
    Watch - Watches
  • Eindigt het werkwoord op een MEDEKLINKER + Y? -Y + IES
    Cry - Cries        MAAR: Play - Plays

Slide 11 - Slide

The pilot _______ (to fly) the plane

Slide 12 - Open question

My father _______ (to wash) the car

Slide 13 - Open question

Wat weet je nu over de present simple?

Slide 14 - Mind map

We gaan zo naar een filmpje kijken.

Vul steeds het juiste werkwoord in de Present Simple in.

Slide 15 - Slide

9

Slide 16 - Video

00:08
He ______ (to play) with his toys

Slide 17 - Open question

00:13
She ______ (to stare) at him.

Slide 18 - Open question

00:20
He ______ (to lick) the candy ring.

Slide 19 - Open question

00:29
They ______ (to marry) each other

Slide 20 - Open question

00:45
She _______ (to drive) the car

Slide 21 - Open question

00:56
He _______ (to climb) to the top.

Slide 22 - Open question

01:23
He _______ (to run) away from her.

Slide 23 - Open question

01:42
She ____ (To shush) the baby

Slide 24 - Open question

02:17
They ______ (to play) together.

Slide 25 - Open question

Ik weet nu hoe ik Present Simple moet maken voor I/You/We/They
Ja
Nee
Zo ongeveer

Slide 26 - Poll

Ik weet nu hoe ik de Present Simple moet maken voor He/She/It
Ja
Nee
Zo ongeveer

Slide 27 - Poll

Ik weet nu wanneer ik de Present Simple moet gebruiken
Ja
Nee
Zo ongeveer

Slide 28 - Poll

Heb je nog een vraag/Iets wat je niet snapt? Zo ja vraag hem hier ;)

Slide 29 - Open question

Schrijf in je schrift 5 zinnen op met de volgende werkwoorden:
  1. Eat
  2. Drink
  3. Do
  4. Play
  5. Listen 

Slide 30 - Slide