Mens en activiteit

mens en activiteit 
Theorie
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

mens en activiteit 
Theorie

Slide 1 - Slide

Wat hoort er bij
Mens en activiteit?

Slide 2 - Mind map

mens en activiteit
Dit is de theorie les van mens en activiteit. We gaan je wat over de belangrijkste theorie vertellen en tussendoor wordt je getoetst door vragen. 

Alle theorie, samenvatting en begrippen vind je ook in de studiewijzer terug! 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een doelgroep?
A
Een groep mensen die jij wil bereiken met jouw activiteit.
B
Een groep mensen
C
een groep met een doel.
D
een klas zoals op school.

Slide 5 - Quiz

HOMOGENE GROEP
HETROGENE GROEP
jongens en meisje
zelfde interesses
zelfde leeftijd
een groep meisjes 
een groep kinderen van 8 tot 12 jaar

Slide 6 - Drag question

Leg uit wat cultuur is.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

normen
Waarden
Dingen die voor jou belangrijk zijn.
regels. (geschreven en ongeschreven)

Slide 10 - Drag question

Op welke wijze kan je communiceren?

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Ruis
Ruis: storing in de communicatie. 

Externe ruis: ruis die van buitenaf komt. 

Interne ruis: de ruis die van jezelf komt. 

Slide 13 - Slide

Luisteren
Actief luisteren: bewust moeite doen om de ander te horen en te begrijpen.

Slide 14 - Slide

Er is een methode ontwikkeld om actief te luisteren, deze heet LSD. Waar zou LSD voor staan?
A
Luisteren, stellig zijn en doorvragen
B
Luisteren, samenvatten en doorgaan.
C
Let op, stel vragen en doorvragen.
D
Luisteren, samenvatten en doorvragen.

Slide 15 - Quiz

Blinde mensen
Dove mensen
Braille
Gebarentaal

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Slide

Welke leeftijd ben je een baby?
A
18 maanden tot 4 jaar
B
1 jaar
C
0 tot 18 maanden
D
4 tot 6 jaar

Slide 18 - Quiz

welke leeftijd ben je een peuter?
A
18 maanden tot 4 jaar
B
4 tot 6 jaar
C
6 tot 12 jaar
D
12 tot 17 jaar

Slide 19 - Quiz

Welke leeftijd ben je een adolescent?
A
6 tot 12 jaar
B
12 tot 17 jaar
C
17 tot 25 jaar
D
25 tot 67 jaar

Slide 20 - Quiz

Wat is de prenatale fase?
A
baby
B
peuter
C
kleuter
D
het ongeboren kind

Slide 21 - Quiz

Wat is de cognitieve ontwikkeling?
A
lichamelijk
B
denken en praten
C
doen
D
lopen

Slide 22 - Quiz

Wat betekend sociale ontwikkeling?
A
bewegen
B
groeien
C
praten met anderen
D
lopen

Slide 23 - Quiz

Zet de 4 Levensfasen op de juiste volgorde 
1
2
3
4
Kleuter
Puber
Adolescent
Peuter

Slide 24 - Drag question

0 - 1 jaar
1 - 2 jaar
2 - 4 jaar
4 - 6 jaar
12 - 16 jaar
Baby
Dreumes
Kleuter
Peuter
Puber

Slide 25 - Drag question

geen groei, zorg voor kinderen
groei, leren rennen, leren praten
geslachtsorganen worden werkzaam
afronding van de hersenontwikkeling
gezichten herkennen
Baby

Peuter
Puber
Adolescent
Volwassene

Slide 26 - Drag question

Vanaf hoeveel maanden gaat een baby kruipen
A
5 maanden
B
7 maanden
C
10 maanden
D
12 maanden

Slide 27 - Quiz

Grove motoriek
Motoriek is het vermogen om te bewegen.
Je kunt motoriek onderverdelen in twee delen (grove en fijne motoriek)
Grote bewegingen die je met je hele lichaam maakt
Voorbeeld: 
  • Lopen, zwemmen, hinkelen, 
  • stappen en springen

Slide 28 - Slide

Fijne motoriek
Deel van het lichaam maakt de beweging (vingers of handen)
Kleine bewegingen met aandacht en concentratie
Voorbeelden: 
  • Kleien, puzzelen, schrijven en knippen



Slide 29 - Slide

Grove motoriek
A
B

Slide 30 - Quiz

Wat valt er NIET onder fijne motoriek
A
kralen rijgen
B
draad door de naald
C
veters strikken
D
klimmen

Slide 31 - Quiz


Bij welke activiteiten maak je gebruik van de fijne motoriek en grove motoriek? Sleep de activiteiten die vallen onder fijne/grove motoriek naar de juiste vakken.


Fijne motoriek
Grove  motoriek
Appels schillen



Fotograferen
Handballen
Mountainbiken
Sms’en
Tanden poetsen
Hardlopen
Nagels knippen
Veters strikken

Slide 32 - Drag question

Wat is GEEN speelleermateriaal
A
lotto
B
mens erger je niet
C
puzzelen
D
memory

Slide 33 - Quiz

Wat betekend eenkennig?
A
een persoon kennen
B
bang zijn voor vreemden
C
gesprek met een iemand
D
meerdere personen spreken

Slide 34 - Quiz

Natasha denkt na over haar beroepskeuze. Wil ze de kinderopvang in of de kraamzorg?

Uiteindelijk kiest ze voor de kinderopvang.
Waarvan is sprake bij de keuze van Natasha?
A
aanleg
B
omstandigheden
C
zelfbepaling

Slide 35 - Quiz

Eva schrijft als persoonlijk leerdoel op: 'Ik ga mijn leidinggevende meer aankijken in gesprekken met haar.'

Is dit een goed leerdoel?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 36 - Quiz

Dirk leest voor aan Noud (1 jaar). Hij benoemt de dieren en Noud praat haar na. Dirk vergroot bij Noud de
A
zijn taalgevoel
B
zijn taalbegrip
C
zijn woordenschat

Slide 37 - Quiz

Wil je nog oefentoetsen maken?
vraag dit aan je docent!
We hebben nog minitoetsen over verschillende theorie. 

Slide 38 - Slide