This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is objectief?
A
Mening
B
Conclusie
C
Feit
Slide 2 - Quiz
Een heterogene groep is een groep die bestaat uit....
A
Alleen jongens
B
Jongens en meisjes
C
Alleen meisjes
Slide 3 - Quiz
Bij welke activiteit bevorder je de grove motoriek?
A
Fotograferen
B
Moutainbiken
C
Snapchatten
D
Tandenpoetsen
Slide 4 - Quiz
Wat is een verticale groep?
A
Een groep 65 +
B
Een groep 12 jarigen
C
Een groep jongens
D
Een groep 7 tot 12 jarigen
Slide 5 - Quiz
Hoe begin je een telefoongesprek?
A
Hoi
B
Hallo
C
Goedemiddag
Slide 6 - Quiz
groep 1/2
groep 3/4
groep 5/6
groep 7/8
leert lezen en schrijven
doet de CITO toets
krijgt aardrijkskunde
leert spelenderwijs
Slide 7 - Drag question
Welke leeftijd hebben kleuters
A
4 -6 jaar
B
2-4 jaar
C
1-3 jaar
D
2-5 jaar
Slide 8 - Quiz
Welke uitspraak is meer een kleuter uitspraak bij bv ongevraagd pakken van een snoepje?
A
mag niet van mijn mama
B
ik deed iets stouts
Slide 9 - Quiz
Een kleuter wil graag samen spelen, een peuter liever alleen
A
Niet waar
B
Waar
Slide 10 - Quiz
Kleuters zijn gevoelig voor herhaling.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Wat is kenmerkend voor kleuters?
A
iets samen delen
B
rollenspel
C
kunnen meeleven met een ander
D
veel vragen stellen
Slide 12 - Quiz
Bij spel- en activiteitenkeuze moet je voor kleuters rekening houden met hun beperkte fantasie
A
Niet waar
B
Waar
Slide 13 - Quiz
De grove motoriek van de kleuter wordt in de periode als schoolkind steeds meer verfijnd.
A
Waar
B
Onwaar
Slide 14 - Quiz
Bij de kleuter verbetert de fijne motoriek. Noem voorbeelden.
Slide 15 - Open question
lichamelijke ontwikkeling
cognitieve ontwikkeling
sociale ontwikkeling
persoonlijke ontwikkeling
emotionele ontwikkeling
evenwichts gevoel verbeterd
fantasiedenken
samen spelen
zelfbeeld ontwikkelen
meeleven met ander
Slide 16 - Drag question
bewegings
spel
fantasie-imitatie
spel
constructie
spel
prestatie
spel
elektronisch
spel
Slide 17 - Drag question
lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
sociale ontwikkeling
Slide 18 - Drag question
Een kinderopvang is een verzamelterm voor verschillende mogelijkheden om kinderen:
A
Op te vangen als de kinderen niet naar school gaan of hun ouders niet thuis zijn
B
Op te vangen als de kinderen ziek of gehandicapt zijn
C
Op te vangen en is gericht op onderwijs
D
Na school op te vangen
Slide 19 - Quiz
Wat is een brede school?
A
Een basisschool die samenwerkt met een middelbare school
B
Een basisschool die samenwerkt met verschillende organisaties
C
Een basisschool gericht op een brede doelgroep
D
Een basisschool gericht op een breed pakket
Slide 20 - Quiz
Welke mensen wonen in een verpleeghuis?
A
Mensen die geopereerd moeten worden
B
Mensen die niet graag alleen wonen
C
Mensen die niet meer zelfstandig kunnen wonen.
D
Mensen met een indicatie voor thuiszorg
Slide 21 - Quiz
Wat betekend POP?
A
persoonlijk open plan
B
persoonlijk ontwikkeling plan
C
pre ontwikkeling plan
D
persoonlijk ontwikkeling perspectief
Slide 22 - Quiz
Welke leeftijd ben je een baby?
A
18 maanden tot 4 jaar
B
1 jaar
C
0 tot 18 maanden
D
4 tot 6 jaar
Slide 23 - Quiz
welke leeftijd ben je een peuter?
A
18 maanden tot 4 jaar
B
4 tot 6 jaar
C
6 tot 12 jaar
D
12 tot 17 jaar
Slide 24 - Quiz
Welke leeftijd ben je een adolescent?
A
6 tot 12 jaar
B
12 tot 17 jaar
C
17 tot 25 jaar
D
25 tot 67 jaar
Slide 25 - Quiz
https:
Slide 26 - Link
Wat is de prenatale fase?
A
baby
B
peuter
C
kleuter
D
het ongeboren kind
Slide 27 - Quiz
Wat is de cognitieve ontwikkeling?
A
lichamelijk
B
denken en praten
C
doen
D
lopen
Slide 28 - Quiz
Wat betekend sociale ontwikkeling?
A
bewegen
B
groeien
C
praten met anderen
D
lopen
Slide 29 - Quiz
Zet de 4 Levensfasen op de juiste volgorde
1
2
3
4
Kleuter
Puber
Adolescent
Peuter
Slide 30 - Drag question
Vanaf hoeveel maanden gaat een baby omrollen?
A
ongeveer 7 maanden
B
ongeveer 10 maanden
C
ongeveer 5 maanden
D
ongeveer 12 maanden
Slide 31 - Quiz
Noem 3 reflexen die een baby heeft.
Slide 32 - Open question
geen groei, zorg voor kinderen
groei, leren rennen, leren praten
geslachtsorganen worden werkzaam
afronding van de hersenontwikkeling
gezichten herkennen
Baby
Peuter
Puber
Adolescent
Volwassene
Slide 33 - Drag question
Vanaf hoeveel maanden gaat een baby kruipen
A
5 maanden
B
7 maanden
C
10 maanden
D
12 maanden
Slide 34 - Quiz
Wat valt er NIET onder fijne motoriek
A
kralen rijgen
B
draad door de naald
C
veters strikken
D
klimmen
Slide 35 - Quiz
Wat is GEEN speelleermateriaal
A
lotto
B
mens erger je niet
C
puzzelen
D
memory
Slide 36 - Quiz
Wat betekend eenkennig?
A
een persoon kennen
B
bang zijn voor vreemden
C
gesprek met een iemand
D
meerdere personen spreken
Slide 37 - Quiz
Natasha denkt na over haar beroepskeuze. Wil ze de kinderopvang in of de kraamzorg?
Uiteindelijk kiest ze voor de kinderopvang. Waarvan is sprake bij de keuze van Natasha?
A
aanleg
B
omstandigheden
C
zelfbepaling
Slide 38 - Quiz
Bij welke activiteiten maak je gebruik van de fijne motoriek en grove motoriek? Sleep de activiteiten die vallen onder fijne/grove motoriek naar de juiste vakken.
Fijne motoriek
Grove motoriek
Appels schillen
Fotograferen
Handballen
Mountainbiken
Sms’en
Tanden poetsen
Hardlopen
Nagels knippen
Veters strikken
Slide 39 - Drag question
Eva schrijft als persoonlijk leerdoel op: 'Ik ga mijn leidinggevende meer aankijken in gesprekken met haar.'
Is dit een goed leerdoel?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 40 - Quiz
een reflex is..
A
Een onbewuste reactie van het lichaam op een prikkel van buitenaf.
B
Een onbewuste reactie van het lichaam op een prikkel van binnenuit.
C
Een bewuste reactie van het lichaam op een prikkel van buitenaf.
D
Een bewuste reactie van het lichaam op een prikkel van binnenuit.
Slide 41 - Quiz
Dirk leest voor aan Noud (1 jaar). Hij benoemt de dieren en Noud praat haar na. Dirk vergroot bij Noud de