This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Oefentoets H7: licht
Slide 1 - Slide
Wanneer kun je een lichtbron zien?
A
als een lichtstraal van de lichtbron in je oog komt
B
als er een lichtstraal op de lichtbron valt
C
als er mistdruppels of andere kleine deeltjes rondom de lichtbron zijn
D
als het om de lichtbron heen donker is
Slide 2 - Quiz
Welke twee lichtbronnen zijn kunstmatige lichtbronnen?
A
kampvuur
B
sterren
C
straatlantaarn
D
zon
Slide 3 - Quiz
Welke bewering is waar? Een lamp straalt licht uit. Dat licht:
A
beweegt alle kanten op en gaat naar de lamp toe.
B
beweegt alle kanten op en gaat van de lamp af
C
beweegt in één richting naar de lamp toe.
D
beweegt in één richting van de lamp af.
Slide 4 - Quiz
In de figuur zie je de schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht. Welk soort schaduw is er bij 1? En welke bij 2?
A
1: halfschaduw
2: halfschaduw
B
1: kernschaduw
2: halfschaduw
C
1: halfschaduw
2: kernschaduw
D
1: kernschaduw
2: kernschaduw
Slide 5 - Quiz
Als je je hand tussen een lamp en een projectiescherm houdt, ontstaat er op dat scherm een schaduw. Deze schaduw wordt kleiner:
A
als je je hand dichter bij het scherm houdt.
B
als je je hand dichter bij de lamp houdt.
C
als je het scherm verder van de lamp zet.
D
als je een zwakkere lamp neemt.
Slide 6 - Quiz
In figuur 2 zie je een lichtstraal die wordt teruggekaatst. Welke hoek is de hoek van terugkaatsing?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 7 - Quiz
Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel. Dan is de hoek van terugkaatsing:
A
kleiner dan de hoek van inval.
B
even groot als de hoek van inval.
C
groter dan de hoek van inval.
D
groter of kleiner dan de hoek van inval.
Slide 8 - Quiz
Welke twee beweringen over een spiegelbeeld zijn waar?
A
De spiegelwereld verschilt niet van de echte wereld.
B
De spiegelwereld lijkt verder achter de spiegel te staan dan de echte wereld er voor.
C
Het spiegelbeeld van een voorwerp is even groot als het echte voorwerp.
D
Jouw spiegelbeeld is exact gelijk aan jou.
Slide 9 - Quiz
Je tekent een invallende lichtstraal, een normaal en een teruggekaatste lichtstraal. Welke bewering over de normaal is waar? De normaal:
A
beweegt naar de spiegel toe.
B
beweegt van de spiegel af.
C
staat loodrecht op de normaal
D
staat loodrecht op de spiegel
Slide 10 - Quiz
Je laat een witte lichtstraal door een prisma op een scherm vallen. Op het scherm zie je een reeks kleuren. Welke kleur hoort niet bij die reeks?
A
blauw
B
bruin
C
geel
D
groen
Slide 11 - Quiz
Erik komt heeft een geel shirt aan. Er is alleen een lamp aan die zuiver geel licht uitstraalt. Welke kleur lijkt het shirt nu te hebben?
A
geel
B
oranje
C
rood
D
zwart
Slide 12 - Quiz
Een groene trui wordt beschenen door een zuiver rode lamp. Je ziet deze trui dan:
A
geel
B
groen
C
rood
D
zwart
Slide 13 - Quiz
Welke bewering over infraroodstraling (ir) en ultraviolette straling (uv) is goed?
A
Een koud voorwerp zendt veel uv-straling uit.
B
Een warm voorwerp zendt veel ir-straling uit.
C
Je huid verbrandt door te veel ir-straling.
D
Ir-straling wordt door de ozonlaag voor een groot deel tegengehouden.
Slide 14 - Quiz
De letterlijke betekenis van infrarood is:
A
lichtrood
B
naast/onder het rood
C
voor het rood
D
voorbij het rood
Slide 15 - Quiz
Welke apparaten maken gebruik van infraroodstraling?
A
afstandsbedieningen en alarminstallaties
B
afstandsbedieningen en blacklights in discotheken
C
zonnebanken en apparaten voor de behandeling van sportblessures
D
zonnebanken en blacklights in discotheken
Slide 16 - Quiz
een asfalt weg kan in de zomer smelten omdat?
A
al het licht wordt geabsorbeerd
B
alleen infrarood wordt geabsorbeerd
C
Alleen ultraviolet wordt geabsorbeerd
Slide 17 - Quiz
Welke straling wordt gebruikt in een afstand bediening
A
IR - Straling
B
UV - straling
Slide 18 - Quiz
in welke situatie ontstaan de grootste schaduw.
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 19 - Quiz
Bij het licht van de maan kun je soms een boek lezen. Toch is de maan geen lichtbron. Leg uit waarom de maan geen lichtbron is.
Slide 20 - Open question
Uit een lichtkastje komt een bundel licht. Een balletje wordt in die lichtbundel gehouden. Wat gebeurt er met de schaduw van het balletje als het balletje steeds dichter bij de muur komt?
Slide 21 - Open question
Een vlag wordt door een lamp beschenen. De kleuren van de vlag zijn rood – wit – blauw (van boven naar beneden). In welke kleuren zie je de banen van de vlag van boven naar beneden als deze lamp blauw licht uitstraalt? Leg uit
Slide 22 - Open question
Om te controleren of papieren geld echt is, houden caissières een biljet onder een uv-lamp. Op het biljet moet dan een merkteken zichtbaar worden, dat is aangebracht met speciale inkt. Hoe noemen we de speciale eigenschap die deze inkt moet hebben?
Slide 23 - Open question
Welke kleur licht wordt teruggekaatst door het voorwerp
Slide 24 - Open question
Invallende lichtstraal
Terugge-
kaatste lichtstraal
De normaal
Hoek van inval
Hoek van Terugkaatsing
Slide 25 - Drag question
Hoe noem je de rode lijnen die langs het voorwerp lopen?
Slide 26 - Open question
Groen licht gaat door een blauw filter. Wat zie je aan de andere kant? één antwoord mogelijk.
?
Blauw
Rood
Groen
Oranje
Indigo
Violet
Zwart
Slide 27 - Drag question
je gaat een nieuwe rugzak kopen. je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend.
juist
Slide 28 - Drag question
neem de afgebeelde tekening over en teken de schaduw van de tafel. geef ook aan waar de kern en bijschaduw zich bevindt.
neem de afgebeelde tekening over. teken de schaduw van de tafel die ontstaat. Geef in je tekening ook aan waar de kern en bijschaduw ontstaat.
Slide 29 - Open question
Neem de afbeelding hiernaast over en teken het spiegelbeeld van de driehoek
lever hier een foto in van je tekening
Slide 30 - Open question
Teken het spiegelschrift van de figuur hiernaast. Maak er een foto van en zet deze hieronder neer.
Slide 31 - Open question
Teken het spiegelschrift van de figuur hiernaast. Maak er een foto van en zet deze hieronder neer.