UItdrukkingen

Uitdrukkingen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Uitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Beeldspraak

Slide 2 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 3 - Slide

Beeldspraak

Slide 4 - Slide

Metafoor
Bij een vergelijking wordt het object en beeld genoemd.
Bij een metafoor wordt ALLEEN het beeld genoemd.
Verbindingswoorden worden weggelaten.

Slide 5 - Slide

Metafoor
Welke metafoor past bij je?

Slide 6 - Slide

Personificatie
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als levend persoon. Het object krijgt menselijke eigenschappen.  

Papier is geduldig

Stel de controle vraag: 
"Kan papier geduldig zijn?" Als het antwoord nee is, is het een personificatie. 

Slide 7 - Slide

Een uitdrukking
  •  is een vaste combinatie van woorden die samen een eigen, soms figuurlijke, betekenis hebben
  • is een deel van een zin

(Een spreekwoord is altijd in de tegenwoordige tijd en vormt één zin)

Voorbeeld: Ondanks vele sollicitaties kwam Mira niet aan de bak.



Slide 8 - Slide

Collocaties
  • Vaste combinaties van woorden, soms een deel van een uitdrukking
- ZN met vast WW; 'een besluit nemen'
- Uitdrukkingen met WW; 'de boventoon voeren' (=uitdrukking)
- Uitdrukkingen zonder WW; 'een doorn in het oog'
- Uitdrukkingen met woordpaar; 'pais en vree'
- Uitdrukkingen met woordpaar én vast WW;
   'kant noch wal raken' (=uitdrukking)

Slide 9 - Slide

Is dit een vergelijking of een metafoor?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeld van een metafoor is
A
Ik heb vlinders in mijn buik.
B
Papier is geduldig
C
Die lange man staat daar
D
Hij is een boom van een vent

Slide 11 - Quiz

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 12 - Quiz

Welke uitdrukking hoort bij deze afbeelding?
A
een knoop doorhakken
B
met de bijl gaan

Slide 13 - Quiz

Welke uitdrukking hoort bij deze afbeelding?
A
de gestage drup holt de steen
B
Een molensteen om de nek.

Slide 14 - Quiz

Wat is de goed
uitdrukking?
A
Daar kraait geen haan naar.
B
Daar blaft geen hond naar.
C
Dat raakt haan noch hond.
D
Dat is voor de honden

Slide 15 - Quiz

Collocatie (ofwel: vaste combinatie):
een besluit ...
A
nemen
B
maken

Slide 16 - Quiz

Collocatie (ofwel: vaste combinatie):
een duit in het zakje ...
A
stoppen
B
doen

Slide 17 - Quiz

Collocatie (ofwel: vaste combinatie):
op de spits ...
A
prikken
B
drijven

Slide 18 - Quiz

Collocatie (ofwel: vaste combinatie):
uit brand ...
A
redden
B
helpen

Slide 19 - Quiz