OPDRACHT 6a. Het kosveel geld als je een huis koopt.
b. Het kost veel geld als je een huis verbouwt.
c. Daan is blij nu zijn huis is gekocht.
d. Daan is blij nu zijn huis is verbouwd.
e. Ik weet niet of hij hem heeft gezien.
f. Ik weet niet of hij hem heeft herkend.
g. Ali voelt dat Sara hem ziet.
h. Ali voelt dat Sara hem herkent.