NT2 TaalCompleet A1 Workshop Werkwoorden

WERKWOORDEN
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatieBeroepsopleiding

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WERKWOORDEN

Slide 1 - Slide

Kijk naar deze woorden.
Wat is hetzelfde?
lopen
geven
eten
slapen
zitten
luisteren
wonen
hebben
kiezen
gebruiken
komen
spellen
horen

Slide 2 - Slide



(horen, kiezen, hebben, lopen, gebruiken, eten, zitten, drinken, slapen, luisteren, geven, komen, wonen, spellen)
wat is hetzelfde?

Slide 3 - Open question

een werkwoord..
* praat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met  ...-en

Slide 4 - Slide

Dit is het hele werkwoord.
Het infinitief.
lopen
geven
eten
slapen
zitten
luisteren
wonen
hebben
kiezen
gebruiken
komen
spellen
horen

Slide 5 - Slide

Weet je nog meer werkwoorden?

Slide 6 - Slide

werkwoorden

Slide 7 - Mind map

Kijk nu naar deze zinnen:

Slide 8 - Slide

1. Jan loopt naar school.
2. Ik heb een broer en een zus.
3. De zoon heet David.
4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Zij zijn getrouwd.
Waar is het werkwoord in de zin?

Slide 9 - Slide

1. Jan loopt naar school.
2. Ik heb een broer en een zus.
3. De zoon heet David.
4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Zij zijn getrouwd.
Waar is het werkwoord in de zin?
#2

Slide 10 - Slide

een werkwoord..
* praat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met  ...-en
* Het werkvoord is #2 in de zin.

Slide 11 - Slide

Wat is het werkwoord
in de zin?

Slide 12 - Slide

Zij is 50 jaar.
A
Zij
B
is
C
50 jaar.

Slide 13 - Quiz

Jij bent getrouwd met Pim.
A
Jij
B
getrouwd met Pim
C
bent

Slide 14 - Quiz

Malika en Hakan hebben een zoon en een dochter.
A
hebben
B
een zoon
C
Malika en Hakan
D
en een dochter.

Slide 15 - Quiz

Wij wonen in Almere.
A
in Almere.
B
wonen
C
Wij

Slide 16 - Quiz

1. Ik kom uit Peru.
2. Jij komt uit Nederland.
3. De vrouw komt uit Syrië.
5. Hij komt uit Sneek.
6. U komt uit Leeuwarden?
7. Wij komen uit Groningen.
8. Jullie komen uit China.
9. Zij komen uit Eritrea.
Het werkwoord krijgt de vorm van de persoon.

Slide 17 - Slide

een werkwoord..
* praat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met  ...-en
* Het werkvoord is #2 in de zin.

Slide 18 - Slide

Kijk nu naar de
volgende zinnen:

Slide 19 - Slide

1. Ik kom uit Peru.
2. Jij komt uit Nederland.
3. De vrouw komt uit Syrië.
5. Hij komt uit Sneek.
6. U komt uit Leeuwarden?
7. Wij komen uit Groningen.
8. Jullie komen uit China.
9. Zij komen uit Eritrea.

Slide 20 - Slide

1. Ik kom uit Peru.
2. Jij komt uit Nederland.
3. De vrouw komt uit Syrië.
5. Hij komt uit Sneek.
6. U komt uit Leeuwarden?
7. Wij komen uit Groningen.
8. Jullie komen uit China.
9. Zij komen uit Eritrea.
       Ik kom 
      Jij komt 
      Zij komt
     Hij komt 
       U komt 
_________________
    Wij komen
Jullie komen
     Zij komen

Slide 21 - Slide

1 of méér mensen?

meer? > hele werkwoord!
                 infinitief


       Ik kom 
      Jij komt 
      Zij komt
     Hij komt 
       U komt 
_________________
    Wij komen
Jullie komen
     Zij komen

Slide 22 - Slide

en... we kleuren het werkwoord blauw!
horen
slapen
drinken
hebben
Wij wonen in Sneek.
Ze komen op school.
Hij loopt op straat.

Slide 23 - Slide

een werkwoord..
* praat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met  ...-en
* Het werkvoord is #2 in de zin.
* Het werkwoord krijgt de vorm van de persoon.
* Méér personen?  => Hele werkwoord

Slide 24 - Slide

Nu jij!
Kun je bij de foto zinnen maken?
Typ het werkwoord op de goede plaats.

Slide 25 - Slide


Maak een zin.

Slide 26 - Open question


Maak een zin.

Slide 27 - Open question